Herfst in De Bruuk

Wandeling door het natte maar veelkleurige moerasgebied bij Groesbeek, waar naast het werk aan de verbetering van de sloten paddestoelen blijven verrassen

Paddenstoelen in De Bruuk: Prachtvlamhoed (Foto’s: Ad Lansink)

Kenners weten, dat de vochtige blauwgraslanden van natuurreservaat De Bruuk, gelegen vlak bij de Duitse grens tussen de Groesbeekse kerkdorpen Horst en Breedeweg, oppervlakte- en grondwater nodig hebben om volledig in stand te blijven. Enkele dode bomen herinneren niet voor niets aan tijden van te grote droogte. Staatsbosbeheer en de Provincie Gelderland werken al geruime tijd samen om de waterstanden in De Bruuk op peil te brengen en te houden, De regenval van de afgelopen weken was een mooie aanleiding om weer een bezoek aan het ook landschappelijk boeiende gebied te brengen. Met eigen ogen kan immers vastgesteld worden, of het nieuwe regenwater oppervlaktewater is geworden en gebleven.

Pas gemaaid blauwgrasveld en wilgenstruwelen. Op de voorgrond koninginnekruid. (Foto: Ad Lansink)

Bij de gebruikelijke ingang van De Bruuk leerde een meters hoog bord al, dat de beheerders van het fraaie natuurgebied het niet bij plannen laten. Op een kaartje wordt aangegeven, waar ingrepen nodig zijn. Sinds augustus 2010 is een aannemer aan het werk om de binnenkant van diverse sloten en greppels te voorzien van een stevige leemlaag. Die (bijna) natuurlijke bedekking moet de uitloop van kalkrijk kwelwater tegengaan. Dat kalkrijke water zorgt voor het behoud van bijzondere plantensoorten: blauwe zegge, Spaande ruiter en niet te vergeten de befaamde orchideeën: de voor De Bruuk karakteristieke planten, die in de zomer voor heel wat mensen aanleiding zijn om een wandeling te maken in de landelijke oase.

Op de kaart is goed te zien, in welk deel van De Bruuk de sloten lopen, die in aanmerking komen voor een behandeling met leem. Aan de wetzijde van het natuurreservaat zijn nagenoeg geen werkzaamheden gepland, in het middengebied ook nauwelijks. Wel valt in de zuid-oost-hoek de leemberg op, naast zware rijplaten, waarop de leemkar zijn lading naar de sloten vervoert. Bij de kruising van de lange (op de kaart lichtblauwe) landweg, midden door De Bruuk en het pad dat van oost naar west de afscheiding vormt tussen de blauwgraslanden en het bosgebied, is goed te zien welke sloten aangepakt worden. Paaltjes met een oranje kop maken duidelijk tot hoever de leemlagen worden aangebracht. Het resultaat van de beleming blijft voor outsiders voorlopig onzichtbaar. Die outsiders rekenen er wel op, dat in het voorjaar van 2021 niets meer te zien zal zijn van de forse ingrepen nu.

Beleming van de sloten in De Bruuk: links de ‘vernieuwde’ sloot, rechts de tijdelijke rijplaten, in de verte de dragline, waarmee de beleving wordt uitgevoerd (Foto: Ad Lansink)

Langs de brede sloot in de richting van Horst is een kolossale machine aan het werk. Vanaf de niet-modderige kruising is goed te zien, waarmee de dragline-machinist bezig is: het uitdiepen van de geul om het slib te vervangen door een stevige leemlaag. Hij zet zijn gloednieuwe – of pas schoongemaakte – apparaat stil, klimt uit zijn cabine, en roept: ‘U zult zich wel afvragen, wat zijn die lui hier in Godsnaam aan het doen?’ Ik antwoord hem, dat het informatiebord over de beleming van de sloten mijn nieuwsgierigheid had gewekt. Hij gaat verder met: ‘Wel vreemd he,, dat dit werk nu moet gebeuren, ik doe dit liever in de zomer. Maar ja’. Gelijk heeft hij. Maar Staatsbosbeheer denkt daar kennelijk anders over. En wandelaars misschien ook wel. Zij verkiezen waarschijnlijk droge paden boven zwarte modder en gladde rijplaten.

Op zoek naar de ‘leemwerken’ trekken niet alleen sloten de aandacht, ook pas gemaaide blauwgraslanden, via een vreemd ritme verspreide bosschages en – anders dan in de zomer – allerlei paddenstoelen op onverwachte plaatsen. Aantal en verscheidenheid zijn minder dan op Heumensoord, de Bisselt of de Duivelsberg. Maar de paddenstoelen van De Bruuk mogen er ook zijn, al was het alleen al ter compensatie van de zomerse orchideeën. Niet alle zwammen zijn even mooi. Sommige exemplaren hebben het voortijdig begeven. Maar liefhebbers van herfstwandelingen, al dan niet op zoek naar van paddenstoelen. komen ook in De Bruuk aan hun trekken. De werkzaamheden aan de sloten zijn geen belemmering voor (weer) een rondje De Bruuk, wel een aansporing om te zien, dat actief natuurbeheer soms inzet van mensen en machines vergt.

De paddenstoelen in De Bruuk zijn een verhaal apart. Na enige gewenning ontdekt de oplettende wandelaar een tamelijk grote variatie aan zwammen, boleten en koppen. De meeste paddenstoelen hebben beperkte afmetingen, Daar staat tegenover, dat soms grote groepen opduiken, vooral in de boomrijke delen van De Bruuk.Determinatie is geen eenvoudige zaak, omdat nogal wat paddenstoelen beschadigd, aangevreten on omgevallen zijn. De Vliegenzwam ziet er niet fraai uit, de Kumrussula evenmin. De Gewone Zwavelkoppen leren, dat kleurverschillen een nauwkeurige identificatie bemoeilijken. Wie over een smartphone beschikt, vindt in de app Obsidentify een fraai hulpmiddel om snel de naam van de paddenstoel te weten te komen. Lukt dat niet, dan rest het huiswerk: een zoektocht op internet. Kennisvermeerdering, dat blijft immers een uitdaging, ook wanneer het om zwammen gaat.

Herfst in De Bruuk, dus ook het riet verklaart. Achter de rietpluimen het blauwgrasland, dat ruim een maand eerder is gemaaid dan het gedeelte op de eerste overzichtsfoto. (Foto: Ad Lansink)

Torens: oproep tot bezinning

Beschouwing over de Toren van Babel bij de opening van de expositie Tekens in het landschap van Harrie Gerritz op 3 oktober 2020 in kerkelijk centrum De Schakel te Wijchen

Tekens in het landschap: Bronzen beelden en grafiek van Harrie Gerritz

Twintig-twintig, veertig, tachtig: met die woorden begon ik op 3 october 2020 mijn presentatie bij de feestelijke opening van de ere-expositie van Harrie Gerritz in kerkelijk centrum De Schakel in Wijchen. Veertig jaar De Schakel, dat moet gevierd worden, vond de werkgroep kunst in de kerk, toen 2020 nog maar net begonnen was. En wie zou een overzicht van zijn werk dan mogen exposeren? Harrie Gerritz natuurlijk. De befaamde kunstenaar uit Wijchen had de mijlpaal van tachtig jaar net gepasseerd. Bovendien had hij de leden van protestantse gemeente van Wijchen dertig jaar geleden bij de viering van het eerste decennium van De Schakel al verblijd met een fraaie prent. Dat pastor Marieke Meek en Harrie Gerritz daarna bij mij kwamen met het verzoek de gasten toe te spreken over De Toren van Babel was een voor de hand liggend vervolg op het kunstenaarsboek De Toren van Babel, de bibliofiele editie die ik met Harrie Gerritz en boekontwerper Sophie van Kempen op 5 juni 2019 had gepubliceerd.

Margreet van de Meij verwelkomt namens kunst in de kerk dertig gasten. Op de zijwand grafiek van Harrie Gerritz, met in het midden de zeefdruk ‘Ladder van Lansink’ (2012) (Foto: Sophie van Kempen)

De Toren van Babel past in meer opzichten bij het thema van de expositie: Tekens in het landschap. De mythische toren uit Genesis 11 moet eeuwen voor het begin van de christelijke jaartelling al een kolossaal teken zijn geweest, van ver zichtbaar in het uitgestrekte land van het Assyrische Rijk. In de bijbelse overlevering werd de Toren van Babel een teken van grootspraak én van tegenspraak. Een totempaal van gekte, verwaandheid, hoogmoed die ten val komt, maar ook een richtingwijzer naar een toekomst van diversiteit en gerechtigheid, van wilskracht en saamhorigheid. Voor Harrie Gerritz zijn torens een teken van herkenning, in het Land van Maas en Waal, maar ook daarbuiten. Zelf herinner ik me de Utrechtse Domtoren, waarop ik tijdens de colleges van Dijksterhuis af en toe keek om te zien hoe lang het college nog duurde. Torens moesten vroeger blijven staan, ook zonder kerk, als gemeenschapsbezit en als noodklok wanneer een overstroming dreigde. De Schakel toont Harrie’s kleurrijke verbeelding van torens met en zonder kerk, veelal op papier, soms in brons.

Ruimte genoeg om Ad Lansink en grafiek van Harrie Gerritz vast te leggen (Foto: Ans Lansink(

De bezoekers van Tekens in het landschap treffen tussen de kerken en torens een zeefdruk met een ladder als symbolische richtingwijzer. De goed herkenbare ladder staat tussen een reeks symbolen, die in de beeldtaal van Harrie Gerritz staan voor aarde, lucht, water, vuur en bodem. De eenvoudige, zwarte ladder staat stevig op de rode aarde, met de staanders in vruchtbare grond en naast het gele huis van de verantwoordelijke mensheid. Harrie Gerritz tekende eigenlijk een scheppingsdag: ‘Dag nul, voordat God aan zijn zevendaagse werkweek begon. Je hoeft niet gelovig te zijn om respect te hebben voor de schepping’ aldus de kunstenaar, een schakel op de tijdas van vroeger naar later. Hij ging zijn nieuwsgierigheid achterna en volgde zijn intuïtie om met landschaps-elementen een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Harrie Gerritz maakte in 2012 die zeefdruk over de ook intuitieve Ladder van Lansink op verzoek van afvalonderneming Attero, die aandeelhouders en contractpartners richting wilde wijzen op hun verantwoordelijkheid op weg naar een zorgvuldig, waar mogelijk circulair afvalbeheer. 

Harrie Gerritz, Sophie van Kempen en Klaas Bouwmeester (Foto: Ad Lansink)

Tussen 2015 en 2017 schreef ik Challenging Changes, een omvangrijk boek over de betekenis van de Ladder van Lansink voor de circulaire economie. Harrie Gerritz’ verbeelding van de ladder staat in dat boek, en stond model voor de door Sophie van Kempen ontworpen boekomslag. De brede waardering voor Challenging Changes en de internationale erkenning met de in Kuala Lumpur toegekende ISWA Publication Award 2028 stimuleerden mij om de instituties en mensen, die mij bij de realisering van het achteraf omvangrijke project hebben geholpen, op enigerlei wijze te bedanken. Ik dacht ver van huis aan de uitgave van een bibliofiele editie van De Toren van Babel: bewerking van een oude voordracht, waarmee ik twintig jaar eerder de expositie ‘De Waanzin ten Top’ in het Bijbels Openlucht Museum had mogen openen. De belangstelling voor die voordracht las ik af aan latere internetscores. Harrie Gerritz en Sophie van Kempen zegden meteen hun medewerking toe. Op 5 juni 2019 kon het kunstenaarsboek gepresenteerd worden, opnieuw in het Bijbels Openlucht Museum, dat tegenwoordig Museum Orientalis heet.

Harrie Gerritz: Grafiek uit de Toren van Babel (2019) De Rode en de Zwarte Toren van Babel – Oplage 50 (Foto: Ad Lansink)

‘The making off’ van de Toren van Babel illustreert de eensgezinde en creatieve samenwerking tussen Harrie Gerritz, Sophie van Kempen en mijzelf. Ik vertel(de) dat verhaal graag om aan te tonen, wat bereikt kan worden wanneer tussen mensen vonken van herkenning overspringen. Mijn voordracht ging uiteraard verder dan de loutere ‘the making off’. Van belang is ook de boodschap, die kunstenaars en schrijvers kenbaar willen maken om anderen te inspireren en mee te nemen om de vaak onverwachte tocht door het leven. De twee zeefdrukken van Harrie Gerritz verbeelden de hoogmoed, die ten val kan komen, en de oproep tot bezinning, zelfs wanneer de toren tot de hemel rijkt. Met de negen columns van de Toren van Babel heb ik gepoogd een stevig signaal te geven aan gangmakers en volgers in het maatschappelijk bestel, een heldere waarschuwing voor zelfoverschatting. Dat signaal mag alom zichtbaar worden, nu incidentele politiek wint van structurele aanpak en emotionele argumenten hoger scoren dan rationele overwegingen. Door (te) grote afhankelijkheid van publiciteit gaat vorm vaak boven inhoud, en incidentele politiek boven lange-termijn-beleid. 

Tekens in het landschap: vier torens op een rij. Grafiek van Harrie Gerritz (foto: Ad Lansink)

Pragmatisme is op zich te verdedigen, maar mist te vaak een principiële grondslag. Vergezichten zijn noodzakelijk maar zijn niet gebaat met op hoogmoed gestoeld wensdenken. Lessen uit het verleden op diverse terreinen – denk aan rommelige ruimtelijke ordening, slordig milieubeheer, vervuilende mobiliteit, doorgeschoten marktdenken – leveren voldoende leergeld voor evenwichtige en verstandige beleidskeuzes, wanneer tijdig randvoorwaarden worden geformuleerd. De trend van globalisering hoeft niet te worden gekeerd, wanneer voorkomen wordt dat immateriële waarden worden weggedrukt door materieel gewin. De gedachte aan de maakbaarheid van de samenleving vereist een teken van tegenspraak: een Toren van Babel op de grens van de nieuwe tijd, al was het alleen al om na te denken over de rechten en plichten van de mens, voor elkaar en voor de schepping. De Toren van Babel is een waarschuwing tegen zelfoverschatting, een oproep tot bezinning, een uitnodiging voor gedeelde verantwoordelijkheid. 

Ad Lansink aan het woord. Opvallend: projectie op schuine wand, met in beeld Sophie van Kempen, die ook deze foto maakte

Terug naar het begin, nu in cijfers: 20-20-40-80. Bij de jaarwisseling was niet te voorzien, dat 2020 met de wereldwijde uitbraak van Covid19 een in letterlijke zin rampzalig en daarmee ook een historisch jaar zou worden. De pandemie confronteert de samenleving met veel verdriet, met zorgen en met tal van onzekerheden. Coronaregels belemmeren het normale leven, in de openbare ruimte, in gebouwen en zelfs thuis. Mondkapjes zijn een normaal kledingstuk geworden, en afstand houden het parool. Een ferme handdruk is uitgesloten laat staan een omhelzing. Daarom is het bewonderenswaardig dat de werkgroep kunst in de kerk erin geslaagd is ondanks de beperkingen een mooie opening van de dubbele ere-expositie – Harrie Gerritz 80 en De Schakel 40 – te organiseren. De muzikale bijdrage van Berry van Berkum op orgel en piano droeg daaraan evenzeer bij als de mooie, inhoudelijke toespraken van Margreet van der Meij en Marieke Meek. Het was een voorrecht om met de voordracht over Toren van Babel in woord en beeld mee te mogen werken aan deze feestelijke en inspirerende gebeurtenis.

De bibliofiele editie ‘Toren van Babel’ bestaat uit een met linnen bedekte beklede cassette met twee zeefdrukken van Harrie Gerrits en een bijzonder vormgegeven boek met negen columns van Ad Lansink. Voor liefhebbers van bibliofiele editie zijn nog 4 (van 50) exemplaren beschikbaar v

NB: De blauwe tekst in de slotparagraaf zijn de links naar een korte weergave van de improvisatie op orgel van Berry van Berkum, en de videoweergave van de presentatie over de Toren van Babel

Beeldenstorm in Knotsenburg

Ex-prins Mark I (Buck) geïnaugureerd als jongste lid van het Prinsenconvent

Quasi-monnik Mark I (Buck), bewaakt door Frans II (de Bruyn) en Simon (I) Overdijk bij Mariken van Nimwegen. de gasten van De Waagh kijken ademloos toe (Foto: Ad Lansink)
De quasi-monnik kruipt bij Moeten omhoog op de trappen naar de Sint Steven. De leden van het Prinsenconvent – niet in de juiste volgorde – zien toe op de kruiperij. (Foto: Ad Lansink)

De terrasgasten op de Nijmeegse Grote Markt keken verbaasd op, toen op donderdag 10 september 2020 even na tienen een groot aantal zwart gekielde figuren met op hun hoofd een groene hoed vanuit de Waagh naar het beeld van Mariken liep. Met een stevig touw hielden de mannen een in een bruine monnikspij gestoken man vast. Bij Mariken aangekomen voltrok zich een voor outsiders onbegrijpelijk schouwspel: het begin van een volgens ceremoniemeester Bas I (Teurlings) drievoudige beeldenstorm. De voor de buitenwereld onherkenbare man moest een aan Mariken van Nimwegen gewijde carnavalsschlager neuriën, waarna hij bij het beeld van Moenen – halverwege de Stikke Hezelstraat – op zijn knieen de trappen naar de Sint Steven moest beklimmen. Zijn begeleiders hadden zich opgesteld aan weerzijden van de opgang, in de volgorde van de jaartallen op hun kielen. Enkele omstanders beseften, dat zij zacht het befaamde ‘Al mot ik krupe’ hoorden. Het gebeuren moest dus iets met Knotsenburg te maken hebben.

Leden van het Prinsenconvent bij de Hommage aan de Sint Steven bij de inauguratie van Ex-Prins Mark I (Buck). (Foto: Bart van de Berg)
Deemoed bij Mark I (Buck) bij de toespraak van ‘Johan I (Klomp). Achter de quasi-monnik staat Bas I (Teurlings), ceremoniemeester van dienst. Geestrijk adviseur Bernard van Welzenes staat achter de Hommage (Foto: Ad Lansink)

Nadat de man in de monnikspij met kennelijk gemak de ‘kruperij naar de Sint Steven’ had volbracht, trok het opvallende gezelschap naar het beeld ‘Hommage aan de Sint Steven’. De begeleiders van de quasi-monnik hielden zich te nauwer nood aan de twee-aan-twee-order van de ceremoniemeester. Toch vielen zij weer op, nu bij de gasten van de tot op de straat uitgebouwde terrassen. Hoewel op de roodgeel gebiesde kielen ook het wapen van het Prinsenconvent Knotsenburg prijkt, bleef het voor nieuwgierige drinkebroers en -zusters een raadsel, wat de vreemde optocht te betekenen had. Opvallend was wel dat uitleg op de terugweg naar de Waagh, en tegen het middernachtelijk uur werd begrepen en gewaardeerd. Aangekomen bij de Hommage werd voor toevallige passanten duidelijk wat daar, schuin tegenover het Stadhuis, te gebeuren stond: de officiele opname van Ex-Prins Mark I (Buck) in het Knotsenburger Prinsenconvent. Na even toepasselijke als humorvolle woorden van ‘feursitter’ Johan I (Klomp) mocht Ex-Prins Mark I (Buck) eindelijk zijn eigen Ex-Prinsen-Kiel aantrekken. Met het opspelden van de zilveren ‘Halve Maan Die Lacht’ werd de inauguratie afgesloten.

Mark I (Buck) hijst zich in zijn gloednieuwe kiel, waarop 2020 nog niet te zien is. Johan I ziedt nauwlettend toe. (Foto: Bart van de Berg)

Toen in 2019 rond de elfde van de elfde Mark Buck in een bomvolle Vereeniging uitgeroepen werd tot Prins Mark I van Knotsenburg, waren de verwachtingen hooggespannen. De jeugdige, goed van de tongriem gesneden Stadsprins heeft die verwachtingen volledig waargemaakt, ondanks het afgelasten van een van de jaarlijkse hoogtepunten. De optocht moest als gevolg van harde windstoten, gepaard met forse regenbuien worden afgelast. Zijn optredens brachten talloze handen op elkaar, evenals zijn bijzondere preek tijdens de Carnavalsmis. Dat twintig-twintig – het prinselijke jaar van Mark I – achteraf in meer opzichten talrijke geschiedenisboeken gaat halen, kon tijdens de carnavalsdagen evenmin worden voorzien als de koppeling van de uitbraak van het Coronavirus in Nederland aan enkele carnavalsfeesten in zuidelijke streken. Vanaf de dagen waarop de winter plaats maakt voor de lente is de pandemie het leven volledig gaan beheersen. Het begrijpelijke en terechte verbod op samenkomsten trof uiteraard ook de maandelijkse bijeenkomsten van het bijna veertig man sterke Prinsenconvent. De Prinsenborrel op 12 maart 2020 werd op de valreep afgelast. De traditionele inauguratie van de afgetreden prins, die na Halfvasten zijn opwachting mag maken bij het Prinsenconvent moest tot nader order worden uitgesteld.

Een blije Mark I (Buck) krijgt de wegen van geestrijk adviseur Bernard van Welzenes (Foto: Bart van de Berg)

Een wachttijd van vijf maanden, dat was te overzien, zo bleek tijdens en na de drievoudige ‘beeldenstorm’ rond de Grote Markt. Datzelfde gold voor de anderhalve-meter-maatregel, waaraan in De Waagh goed voldaan kon worden. Na de terugkeer in de ruime bovenzaal konden de ex-prinsen na het zingen van het lijflied coronaproef het glas heffen op hun in tweeërlei opzicht jongste aanwinst. Uit handen van redacteur Gerard I (Brouwer) kreeg Mark I (Buck) het nieuwste vouwblad in het smoelenboek ‘Van de Prins geen kwaad’. In woord en beeld zijn de hoogtepunten uit MarkI’s Prinsdom vastgelegd. De zestigste Stadsprins in de Knotsenburger dynastie, in 1952 gevestigd door Prins Nico I, bedankte in een korte toespraak de ex-prinsen en gaf opnieuw de woorden ‘elkaar vasthouden in goede en slechte tijden’ op eigen wijze inhoud. Geestrijk adviseur Bernard van Welzenes greep de gebruikelijke rondvraag aan om met assistentie van de ‘feursitter’ Mark I de zegen te geven. Dat hij voor een forse schouderklop en een echt kruisteken op de knieen ging, sprak voor een katholieke jongen vanzelf.

2020: een jaar om nooit meer te vergeten, ook voor Prins Mark I (Buck) die op zijn Prinsenonderscheiding al aangaf waar hij zijn hart aan verpand heeft:
de Petrus Canisiuskerk, de Hommage aan de Sint Steven en het Stadhuis; en niet te vergeten de Ex-Prinsen Ed I (Frinsel) en Peter I Janssen, die de overgang van Kerkrade naar Nijmegen gemakkelijk hebben gemaakt (Foto: Gerard Brouwer)

Twittertaal

Van lees en huiver via yep en #kuch naar gewoon omdat het kan. Of kijk en geniet.

Wie regelmatig rondstruint op Twitter, het soms allesbehalve sociale medium, kent waarschijnlijk het bijzondere jargon van veel twitteraars of tweeps. Ik doel niet op een afkorting als idd of het gebruik van ….., ingegeven door de vroeger tot 140 tekens beperkte ruimte van het snelle kanaal. Ik doel wel op (combinaties van) woorden, die in normale spreek- en schrijftaal weinig voorkomen. Een van de eerste combinaties, die mij jaren geleden opviel, was lees en huiver: een waarschuwing voor een onverwachte onheilsboodschap. Jan Rotmans, de Rotterdamse professor die Nederland destijds graag zag kantelen, gebruikte lees en huiver zo vaak dat het uitblijven van kantelen menig twitteraar zal hebben verbaasd. Kijk en geniet lijkt mij intussen een aardiger oproep. Maar die tweet vergt beelden. Dat is voor een snelle tweeper waarschijnlijk een lastige opgave. Lees en huiver wordt nauwelijks meer gebruikt als aandachttrekker. De trending topics van vandaag en morgen – #Covid19, #Trump, #Europa, #Klimaat – hebben uit zichzelf genoeg attentiewaarde. De coronapandemie, de strijd om het Amerikaanse presidentschap, de verdeeldheid in Europa en de verandering van het klimaat kennen geen grenzen. Sterker nog: het nationalisme werd een internationaal probleem, en daarmee lees- en leerstof voor de wereldwijde ’tweeps society’.

Kijk en geniet: te voet op weg naar Billerbeck (Duitsland) in augustus 2020 (foto: Ad Lansink)

Opvallend is ook de uitroep Yes of Yep van twitteraars, die Ja te gewoon vinden. Andere twitteraars beginnen met Dat, ook met een hoofdletter omdat Dat het enige woord is wat zij schrijven. Dat dus, als wijsvinger en impliciete instemming met het geretweete of beantwoorde bericht van een andere twitteraar.  Nadenken over een eigen tekst is dan overbodig voor die verstokte lezers van andermans berichten. Het gebruik van Dat bij retweeten van meningen van andere tweeps verwordt tot een uitroepteken, hoewel soms een vraagteken beter past bij deze legitieme vorm van plagiaat. Opvallend is intussen, dat nogal wat twitteraars bij hun persoonsbeschrijving expliciet een disclaimer opnemen. Retweeten is geen blijk van instemming, schrijven die kopieerders. Waarom dan vermenigvuldiging van een bericht? Is het bewondering of toch verwondering? Man, man, man is ook een geliefde twittercombinatie, merkwaardig genoeg nooit vrouw, vrouw, vrouw laat staan een genderneutraal woord, hoewel mens, mens (of menseh..) niet zou misstaan. Trol, trol, trol zou ook kunnen, nu het vroeger mythische wezen het geschopt heeft tot een figuur, die zich van geen kwaad bewuste web-genoten uit de tent lokt met verzinsels, alternatieve feiten en scheldwoorden. Wie de juiste trukendoos kent, weet de weg naar het trollenvat waar de ongelikte beren van de sociale media verzuren in het vocht van hun eigen ongelijk. Nee: doe mij maar kijk en geniet.

Kijk en geniet: Weidegebied bij Billerbeck (Duitsland) in augustus 2020 (Foto: Ad Lansink)

Zucht is ook zo’n woord, dat sommige twitteraars graag gebruiken. Je hoort ze zuchten – met of zonder vertwijfeling – wanneer ze weer eens iets ongehoords op het spoor zijn gekomen, of ten einde raad zijn geraakt door onbegrijpelijke uitspraken. Geliefd is ook het gebruik van #kuch, meestal meten hashtag om een tweet af te sluiten. Kuchen; een milde vorm van hoesten om een zacht ongenoegen te uiten. Je moet er maar op komen.Sinds twitter de ruimte heeft vergroot tot 280 tekens, gebruiken sommige twitteraars retorische lievelingszinnen om hun gelijk te onderstrepen. Na een stevige stelling of uitspraak volgt dan de zin: Mag ik dat zeggen, meteen gevolgd door: Ja dat mag ik zeggen. Het zijn veertig min of meer verspilde lettertekens. De nieuwste twittertaal is Gewoon omdat het kan (of mag), meestal bij een foto ver van huis. Elke dag een foto uit Hongkong, gewoon omdat het kan. Reislust kent geen grenzen, nog niet. Evenmin als ergernis over trollen en andere nietsnutten, die twitter met wartaal voeden. Zou het dan toch tijd worden voor een harde #twexit? Of houd ik het op kijk en geniet, waar ook?

Kijk en geniet: De Weser bij Polle (Niedersachsen) in augustus 2020 (Foto Ad Lansink)

Bloeiende Noorderheide

Te voet door het glooiend heidelandschap tussen Elspeet en Vierhouten

De tweede helft van augustus is de ideale tijd om te genieten van bloeiende heidevelden. Reden genoeg voor Omroep Gelderland om kijker en lezers een achttal natuurgebieden voor te schotelen, waar volgens trouwe volgers de heide het mooist in bloei staat. In augustus 2020 zijn dat achtereenvolgens de Posbank bij Rheden, Stakenberg bij Elspeet, de Dellen bij Heerde, de Zilvense heide in de Loenermark,, het Deelerwoud tussen Arnhem en Hoenderloo, de Hatertse en Overasseltse Vennen bij Nijmegen, de Hoogbuurlose en de Wolfhezer heide. De Ermelose, Elspeter, Gorsselse en Wezeper heide kregen een soort eervolle vermelding. Ik miste de Uddelse heide, een van de favoriete plekken van de gemeente Apeldoorn; en uiteraard de Noorderheide tussen Vierhouten en Elspeet, het verrassende natuurgebied, dat ik in 2016 bij toeval leerde kennen.

Bloeiende heide aan de rand bij Elspeter bos (Foto: Ad Lansink)

Rond Uddel zijn overigens heel wat vergelijkbare heidevelden te vinden, te voet, met de fiets of zelfs vanuit de auto. Het Houtdorper veld en de Ermelose heide zijn goed te zien vanaf de N302 naar Harderwijk, respectievelijk voor en na de kruising met de weg naar Speuld. De Elspeter heide is te bewonderen vanaf de N310, zowel links als rechts tussen Elspeet en de afslag Vierhouten. Tussen Elspeet en Uddel bevindt zich ook nog een uitgestrekt heidegebied, het Elspeter veld, terwijl de Uddelse heide, onderdeel van het befaamde Kroondomein met de fiets vanaf de Aardhusweg goed te bereiken is. Zou de omgeving van Elspeet en Uddel met een cameradrone bekeken worden, dan zou de ‘heidedichtheid’ van dit gedeelte van de Veluwe ongetwijfeld opvallen.

Berkensingel, midden door de Noorderheide (Foto Ad Lansink)

Het gebied van mijn voorkeur, de Noorderheide, het voormalige landgoed van Daniël George van Beuningen, werd in 1920 door de befaamde SHV-directeur en kunstverzamelaar aangekocht. Twee decennia later liet de vroegere havenbaron een villa bouwen, die nog in bezit van zijn nazaten is. In twee eerdere berichten, respectievelijk in 2016 en 2017 besteedde ik vooral aandacht aan de zogenaamde waterwerken, die van D. G. van Beuningen liet metselen: een gedeeltelijk betonnen beek, die door een dal loopt vanuit en via enkele kunstmatige vijverpartijen. Nu vraagt de bloeiende heide alle aandacht, ook om na te gaan, waarom de Noorderheide op de hitlijst van Omroep Gelderland geen plaats heeft verworven. 

Noorderheide met singuliere (en dode) bomen (Foto: Ad Lansink)

Welnu: de Noorderheide staat er in augustus 2020 letterlijk en figuurlijk minder ‘gekleurd’ op dan in andere jaren. De paarse gloed is, uitzonderingen daargelaten, minder uitbundig dan op andere heidevelden Enkele dode, soms omgevallen bomen geven het gebied een minder aansprekende belevingswaarde. Zou de hittegolf een rol spelen, of de droogte? Is het de bodemsoort, of het hier en daar oprukkend gras, waardoor volop bloeiende heide slechts op enkele plaatsen te zien is? Des te meer vallen de singuliere bomen op, en de berkensingel, die vanaf de Elspeter bosrand noordwaarts zijn eigen weg zoekt. Toch heeft het landschap van de Noorderheide door de grote afwisseling en het glooiend karakter een bijzondere charme. Wie de duidelijke richtingwijzers van Staatsbosbeheer volgt, kan genieten van een boeiende rondwandeling, ook buiten de tijd van de bloeiende heide. 

Noorderheide, op de achtergrond Tonnetjesdelle, sluitstuk van de waterwerken van Daniel George van Beuningen (Foto: Ad Lansink)

Smaken verschillen. Dat geldt natuurlijk ook wanneer de indrukken van heidelandschappen in het geding zijn. Dat de Posbank hoog scoort weet ik sinds mijn kinderjaren, vanaf het ogenblik dat ik met de fiets via Roozendaal de slingerweg naar de top wist te beklimmen. Kies ik nu de fiets als vervoermiddel, dan zijn de Hatertse en Overasseltse vennen het doel van een heuse heidetrip. Het Houtdorperveld en de Uddelse hei mogen er ook zijn. Maar de Noorderheide blijft door het mysterie van het landschap en de pyramides van D.G. van Beuningen toch hoog op mijn eigen lijst staan, ook door de gerede kans om wild in levenden lijve te treffen. Dat ik nog geen reeën, damherten of wilde zwijnen ben tegengekomen ligt waarschijnlijk aan het tijdstip. Maar ik sluit niet uit, dat ook in dit geval toeval of genade in het spel zijn. Waarom ook niet?

Fotoroute langs de waterwerken van D.G. van Beuningen op de Noorderheide: de foto’s, gemaakt met de iPhone tijdens de wandelingen in 2016, 2027 en 2020 geven een beeld van de routevanaf de Slagboom bij de ingang langs de weg van Elspeet naar Vierhouten, via Tonnetjesdelle langs de Waterwerken (Beek) naar de kunstmatige vijver, waar het water voor de vijvers en de beek wordt opgepompt. Bij de Pyramides zijn de meeste foto’s (15) gemaakt.

Onder de boog naar de Sint Steven

Indrukwekkend en onvergetelijk eerbetoon van Prinsenconvent Knotsenburg aan Jos van Lier (1948 – 2020)

Leden van het Prinsenconvent onder de boog naar de Sint Steven bij de Grote Markt. Op de tafel het portret van Jos van Lier en zijn strohoed met spiekbriefjes. (Foto: Ad Lansink)

Even na tienen op een zwoele avond in augustus hoorden de ondanks de regen talloze terrasgangers op de Grote Markt in Nijmegen plotseling een opvallend lied: Drink een borrel, een glaasje bier of wijn. Het leek een aansporing voor de toevallige gasten van Cafe Daen en de Waagh. Maar dat was het niet. Het was het lijflied van de Ex-Prinsen van Knotsenburg, die zich verzameld hadden onder de boog naar de Sint Stevenskerk om hun op 4 augustus 2020 overleden vriend en tochtgenoot door het kleurrijke Knotsenburg eer te bewijzen. Bij de begrafenis was dat door de coronaregels niet mogelijk. Het met volle kracht gezongen lijflied, dat niet voor niets eindigt met de woorden ‘Chanson d’amour’ was het slot van een indrukwekkend eerbetoon, ook en vooral door de aanwezigheid van Jos’ lieve echtgenote Fanny en zijn even lieve dochter Frauke. Indachtig de woorden van het lijflied – gezongen op verzoek van Fanny – hieven zij even later met de leden van het Prinsenconvent het glas op het in alle opzichten voorbeeldige leven van hun man en vader.

Johan Klomp spreekt onder de boog naar de Sint Steven Fanny en Frauke van Lier toe. De ex-prinsen luisteren vol aandacht naar Jphan’s mooie woorden (Foto: Peter Pfeil)

Ja: een onmiskenbaar voorbeeld was hij, overigens net zoals zijn vader Jan, Heer van Knotsenburg, die al eerder zijn sporen in het Nijmeegs carnaval had verdiend. Jos was een voorbeeld voor velen, een enthousiaste inspirator, een veel- zo niet alleskunner, en dan toch in een bescheidenheid, die opvalt onder Knotsenburgers met en zonder steken. Jos van Lier liet kijkers en luisteraars genieten van zijn muzikale talenten, als lid van dweilorkesten, als gangmaker bij zijn vereniging Kiek ze Kieke, maar ook als zanger van carnavalsschlagers. Dat hij soms ook de hand had in de tekst en de muziek spreekt vanzelf voor de man, die creativiteit paarde aan tomeloze inzet, plezier aan echte ingetogenheid wanneer dat nodig was, vreugde aan diepe ernst, wanneer daar behoefte aan bestond. Daarom kon Jos ook zijn vaders rol als Stadssint van Nijmegen zo goed overnemen. Menig kind uit de stad aan de Waal weet intussen, dat achter de eerbiedwaardige ‘bisschop met mijter en staf’ Jos van Lier schuilging. Hij speelde die rol met dezelfde passie, als waarmee hij enkele keren op de Nijmeegse Leugenbank onwaarheden een eigen leven gaf.

Jos bij zijn benoeming tot Lid van de Orde van Oranje Nassau op 22 februari 2020
Fanny van Lier bedankt de leden van het Prinsenconvent (Foto: Ad Lansink)

Onder de boog naar de Sint Steven – Fanny, Frouke en een zeer groot aantal exen waren door de regen en de anderhalve-meter-regel uitgeweken naar die bijzondere plaats – belichtte Johan Klomp, de ‘Feursitter’ van het Prinsenconvent Knotsenburg in gepaste, niettemin humorvolle woorden, de inzet en daadkracht van Ex-Prins Jos II voor het Nijmeegs carnaval en ook voor de samenleving in het grote Rijk van Nijmegen. Malden, de woonplaats van Jos en zijn gezin, zet zich nog wel eens af tegen grote buurman Nijmegen. Zo niet Jos, die bovenal een stadsmens bleef. Zijn rol als Sinterklaas is de bevestiging. Zijn vrienden van het Prinsenconvent voelden dat ook, naast al die andere stedelingen die hem hebben leren kennen als een man die het woord samenleving letterlijk neemt. Samen iets doen dus, dat was de altijd opgewekte Jos ten voeten uit. Johan Klomp wees in zijn toespraak terecht op de koninklijke onderscheiding, die Jos vanwege zijn ziekte voortijdig, ruim twee maanden voor Koningsdag 2020, in grote dankbaarheid ontving. Het Prinsenconvent eert hem nu met een extra uitgave van Schaaralaaf. Nummer 330, getiteld Josalaaf: biedt een veelkleurig overzicht van het carnavals- (en overige) leven van Jos II, met veel zorg geredigeerd door redacteur Gerard Brouwer.

Bas I, Willem I, Winfried I, Bart I, Frans III en Lars I luisteren geconcentreerd naar het dankwoord van Fanny van Lier. Op de tafel het portret van Jos II (Foto: Peter Pfeil)

Onder de boog naar de Sint Steven kregen de muzikale kwaliteiten van Jos van Lier ook de aandacht, die zij verdienen, zij het met enige improvisatie. Ex-prins Lars I (Hut) had in zijn omvangrijke digitale archief elf carnavalsschlagers opgediept, waarvan hij vermoedde dat ze tot de hitlijst van Jos zouden behoren. Fanny en Frauke lieten hardop, meestal met een nadrukkelijke lach merken, dat zij instemden met de keuze van Lars I, die net zoals Gerard II met een fors applaus werd beloond. De bijzondere selectie – met het Prinsenlied van Jos II op de eerste plaats – is vastgelegd op een stickie als een muzikaal eerbetoon aan de man, die als geen ander wist hoe je met woorden en muziek vreugde kunt scheppen en vermenigvuldigen. Onder de kerkboog luisterden de ex-prinsen ingetogen naar een van de schlagers. Het licht me neuriën van het refrein tekende het bijzondere karakter van het ongedachte samenzijn, ter ere van de vriend die node gemist wordt in eigen kring en daarbuiten.

Prinsenproclamatie 2019: Tableau de la Troupe van het Venetiaans Carnaval: links het zwart-wit gerokte orkest met Jos van Lier op de tweede rij naast de tuba van Stan I (Foto: Chrisje Staal)

De verraderlijke ziekte als gevolg waarvan Jos slechts 72 jaar mocht worden openbaarde zich al in 2015. Hij heeft met veel kracht geprobeerd de ziekte het hoofd te bieden, met steun van zijn gezin en zijn vrienden en met grote inzet van medici en verpleegkundigen. Soms leek het erop, dat de behandelingen succes hadden. Maar af en toe leerde een terugval, dat genezing een moeilijke opgave was. Toch kwam Jos steeds terug, in 2018 en 2019, zelfs bij onvergetelijke optredens tijdens de Prinsenproclamaties. Zijn laatste optreden, kort voor de proclamatie van Marck I (Buck) op 9 november 2019, staat mij nog helder bij. Jos was met mij en vier andere vrienden lid van het gemaskerde mini-orkest, dat de overige ex-prinsen en hun partners begeleidde bij de onnavolgbare proclamatie-act: een (bijna) echt Venetiaans Carnaval. Ik mocht een van zijn gerepareerde violen lenen, maar molde twee snaren. Geen probleem, zei Jos: die maak ik wel weer. Dat komt wel goed. Zo was hij. Dat het met Jos niet meer goed zou komen, bleek luttele maanden later. Knotsenburg heeft in Jos van Lier een voorbeeldig inwoner verloren. Zijn naam leeft voort, onder de boog naar de Sint Steven en elders.

Jos van Lier bij het Rondje Knotsenburg van 15 februari 2019

Hoe verzin je het?

Nou, in een keer is het er gewoon, aldus Rob Verwer bij de opbouw van zijn kinetisch kunstwerk voor KREISLAUF 2 in het Duitse Kranenburg

Op de stadsmuur bij de Petrus en Pauluskerk zijn de torengebouwen van Cor Litjens moeilijk te onderscheiden (Foto: Ad Lansink)

Via een Facebook-bericht van Cor Litjens ontdekte ik dat de kunstenaar uit Deest bij de bedevaartskerk van Kranenburg, net over de grens, een beeldengroep had geplaatst. Nader onderzoek leerde dat 19 Duitse en Nederlandse kunstenaars door Museum Katharienhof zijn uitgenodigd om deel te nemen aan Kreislauf 2: Wanderer-Wunderer. Anders gezegd, een multidisciplinaire kunstroute via een wandel- en wondertocht in het museum en rond het oude centrum van de Duitse grensstad. Hoewel de expositie nog geopend moest worden, was een wandeling langs de oude stadsgracht een mooie onderbreking van een te warme zomerweek. Die wandeling langs veertien staties maken we vaker, ook om de bijzondere Petrus en Pauluskerk te bezoeken.

Andersom lukt beter: de torengebouwen van Cor Litjens steken goed af tegen de bomen op de achtergrond (Foto Ad Lansink)

Vanaf de parkeerplaats, en kort na het bruggetje over de stadsgracht valt al een kunstwerk op: op het eerste gezicht een kolossale steen in de vorm van een boot. Op de oude stadsmuur bij de kerk zien we een groep sculpturen in de vorm van bouwsels, duidelijk van Cor Litjens, die enkele jaren geleden een soortgelijke maar grotere installatie in de Sint Stevenskerk toonde. Verder wandelend zien we een kolossale, zilveren bloem. Kennelijk een sculptuur in aanbouw, die ik me herinner van een ander Facebookbericht. Dat moet de bijdrage van Rob Verwer zijn. En, jawel: Rob roept mijn naam al voordat we zelf zijn naam kunnen bevestigen. Hij werkt nog aan zijn kinetisch kunstwerk, en toont ons graag de werking: een reuzebloem van draaiende fietswielen, aangedreven via de dynamo van een oude naaimachine. De titel? VerwonderRingen: installatie over recyclen & beweging. Afmetingen 4,0 x 4,5 x 3m. Hoe ‘Kreislauf’ wil je het hebben?

Wandelend langs de stadswal valt plotseling een zilveren koepel op: achteraf het kunstwerk van Rob Verwer voor Kreislauf 2 (Foto: Ad Lansink)

Hoe verzin je het, vraagt Ans Lansink. Nou, in een keer is het er gewoon, aldus Rob Verwer, die na de expositie in Kranenburg met het kunstwerk op toernee wil gaan gaan: Het is niet alleen een kinetische maar ook redelijke mobiele installatie. Rob legt ons en passant uit, waar we het grote doek van zijn partner Meg Mercx kunnen vinden, aan de noordzijde van de omwalling van Kranenburg, ongeveer op dezelfde hoogte. Met gepaste trots vertelt hij, dat hij zelf model heeft gestaan voor het kunstwerk. We halen ook nog mooie herinneringen op aan de presentatie van de Toren van Babel, ruim een jaar geleden in Museum Orientalis, waar hij met zijn verbeelding van de toren uit Genesis 11 en zijn uitleg mijn gasten wist te boeien. De happening had op hem grote indruk gemaakt. Volgens Rob mag ik nog een artistieke tegenprestatie tegemoetzien, wanneer de hectiek van alledag wat meer ruimte biedt. Afwachten is dus even het parool.

Rob Verwer vertelt Ans Lansink corona-proef hoe zijn installatie werkt (Foto Ad Lansink)

Afwachten was niet nodig om de bijdrage van Meg Mercx aan Kreislauf 2, getiteld I Scream, You Scream, te bewonderen. Na het parkeren van de V60 was ons in de verte al een wit doek tussen de bomen opgevallen. Na het oversteken van de hoofdweg vervolgen we de wandeling. We treffen Duitse kunstenaars, die nog in de weer zijn om een transformatergebouw van buissculpturen te voorzien. Even verder zien we plotseling het doek van Meg Merck, de achterzijde wel te verstaan, terwijl het volgens Rob juist om de voorzijde gaat. Het immense doek bestaat uit talloze, kleine vierkante elementen in zwart en wit. Samen vormen zij een onmiskenbaar geheel, waarin inderdaad een mensengezicht zichtbaar is. Dat moet Rob Verwer zijn, de kunstenaar zelf tot kunst verheven.

Assemblage van Meg Mercx (2020) voor Kreislauf 2

I Scream, You Scream van Meg Merx is een assemblage van 1850 vierkantjes van gerecycled & bioibased plastic. De vierkantjes zijn samengevoegd in een handgeknoopt visnet uit Urk. Meg zegt: èèn schreeuw voor u, èèn schreeuw voor mij, èèn schreeuw voor onze kinderen en kleinkinderen…Kortom èèn schreeuw voor planeet Aarde. Meg vervolgt: Er gaat veel dood, er sterft veel uit, maar er wordt ook hopeloos veel moois geboren.

Rob Verwer achter het hek, dat tijdelijk om zijn installatie is geplaatst (Foto: Ad Lansink)

De organisatoren schrijven dat de Kreislauf 2 uitnodigt tot vertraging: wandelen langs het onverwachte, en het onbekende, een ontdekkingstocht waar toeval een bijzonder verband legt tussen kunst en omgeving. Maar toeval bestaat niet, legde kunstenaar Han Klinkhamer mij ooit uit. Na mijn bezoek aan zijn atelier maakte ik die woorden tot de mijne. Zo ook bij de wandeling rond Kranenburg om een voorproef te zien van Keeislauf 2. Ik had kunnen weten, dat Rob Verwer een van de deelnemende kunstenaars was, niet dat hij enkele dagen voor de opening nog met de opbouw van zijn installatie bezig zou zijn. De al dan niet toevallige ontmoeting leverde wel mooie herinneringen op, onder meer aan de Zonneboom van Andreas Hetfeld, ook een kinetisch en educatief kunstwerk. ‘Kinderen moeten hier toch blij van worden’, aldus Rob Verwer: ‘die draaiende fietswielen van en in een zonovergoten bloem’. 

Reuzedoek van Meg Merx boven het wandelpas langs de oude stadsgracht in Kranenburg; de vierkante onderdelen zijn goed zichtbaar (Foto Ad Lansink)

Kreislauf 2 in Kranenburg duurt van zondag 9 augustus tot zondag 8 november 2020. Museum Katharinenhof is geopend van woensdag tot en met zondag van 14 tot 17 uur. De wandeling langs de buitenkunstwerken kan elke dag en elk uur gemaakt worden, zelfs ’s avonds, want het wandelpad is voorzien van lantaarns.

Door aanklikken van de blauwe tekst krijgt de kijker een korte video van Rob Verwer’s kunst te zien, met een jammergenoeg niet afgemaakte zin.

Veerbazen met mondkapjes

Verschillen in discipline tussen Nederland en Duitsland groter dan verwacht

Even een paar dagen buitengaats: dat moet toch kunnen, dacht ik bij het besluit om in Duitsland te bekijken of eenvoudige camperplaatsen – Stellplätze dus – voldoende ruimte boden om de ook bij de Oosterburen vastgelegde coronaregels in acht te nemen. Enkele weken geleden hadden we trouwens in Braubach (aan de Rijn, even onder Koblenz) al een campingbaas getroffen, die met een nieuwe indeling ongeveer hetzelfde aantal gasten een plaats aan het water kon bezorgen. Een om-en-om versmalling garandeerde iedere bezoeker voldoende ruimte om van dichtbij naar de redelijk drukke scheepvaart te kijken, zonder mondkapjes. Die veelbesproken, in Nederland nog steeds omstreden attributen waren wel nodig bij het bezoek aan de sanitaire ruimten. Bij het afwassen golden ook de regels, die in Duitsland al geruime tijd voor winkels van kracht zijn. Geen Duitser die daar moeite mee heeft. 

Camper in Braubach: de stenen markeren de staanplaatsen. De buren aan de linker en rechterzijde plaatsen hun camper of caravan dus aan de weg van de camping (Foto:Ad Lansink)

Dezelfde ervaring deden we, twee weken later, op in Billerbeck (Nord Rhein Westfalen) en Polle (Niedersachsen). Abdij Gerleve bij Billerbeck was alleen bij vooraanmelding te bezoeken, maar verder was alles open. Opvallend: op de terrassen droeg het bedienend personeel mondkapjes, de gasten niet. Iets soortgelijks zagen we in Polle, een kleine plaats aan de Weser, waar een veer aan rolkabels de verbinding vormt met de buurtschap Heitbrink en het dunbevolkte achterland. De goedgemutste veerbaas draagt – kennelijk zonder morren – een mondkapje, de passagiers (voetgangers, fietsers en automobilisten) niet. In de plaatselijke supermarkt is het beeld omgekeerd. De klanten dragen trouw de soms veelkleurige kapjes, maar het personeel niet. Gelukkig niet, zei een medewerker: het is veel te lastig om ons werk te doen.

Ans Lansink op het veer van Polle naar Heitbrink. Rechts veerbaas met mondkapje (Foto: Ad Lansink)
Veerbaas met mondkapje op het voetveer bij Heinsen (Foto: Ad Lansink)

Een dag later troffen we weer een aardige veerbaas met een mondkapje. Tijdens een wandeling naar het drie kilometer van Polle gelegen dorp Heinsen bleek, dat we ook daar de Weser konden oversteken, zij het met een alleen voor wandelaars en fietsers toegankelijk veer. Pas bij de overtocht bleek, dat we geen muntgeld bij ons hadden. Mondkapjes zijn gewoon in Duitsland maar pinapparaten (nog) niet. De uiterst vriendelijke veerbaas zette ons voor niks over. Voor een tegenprestatie – reinigen van het kraakschone dek – ontbrak de tijd. De veerbaas had het behoorlijk druk met het overzetten van fietsers. En wij moesten op tijd terug zijn bij Heitbrink voor de terugvaart naar Polle, waar we de volgende ochtend de overtocht alsnog konden betalen. Gastvrijheid kent geen grens, net zoals het alomtegenwoordige coronavirus.

Zicht op het dorp Heinsen langs de Weser. De bomenrij links markeert de weg naar het voetveer (Foto: Ad Lansink)

Intussen wekt de verhitte discussie over de inperking van de persoonlijke levenssfeer door de mondkapjesplicht evenzeer verbazing als de verminderde discipline, die in de afgelopen weken in Nederland manifest is geworden. De weerstand tegen mondkapjes, al dan niet gebaseerd op Grondwettelijke vrijheden en de bezwaren tegen de anderhalve-meter maatregel zijn een teken aan een onvermoede wand. Het wordt hoog tijd, dat de saamhorigheid van de eerste weken van de coronacrisis weer terugkomt, ook bij jongeren, die zich onaantastbaar wanen. De criticasters van het coronabeleid, die in de media volop ruimte kregen, moeten beseffen dat alleen een eensgezinde aanpak de Covid19-pandemie uit de wereld kan helpen.

Brutale phishing mail

Zelfs de Belastingdienst wordt misbruikt voor een nepbericht over teruggave

Het was een tijd rustig in de nepwereld van de phishing mails; serieus lijkende berichten, waarmee handige figuren argeloze lezers en kijkers naar een valse website lokken. Kostbare smartphones voor de prijs van slechts een Euro: dat was meestal de aanbieding, die nauwelijks weerstaan kon worden. Wie snel toehapte, merkte dagen of weken later, dat zijn (spaar(rekening was leeggeroofd of gedeeltelijk geplunderd. Vijf jaar geleden is mij dat overkomen, waarschijnlijk ook door een te snelle en dus slordige reactie op een lokbericht. Sinds die ervaring weet ik wat ik nooit en te nimmer (meer) moet doen: klikken op links in een onverwacht, aantrekkelijk niet herleidbaar email-bericht.

Kopie van Phishingmail 3 augustus 2010

De rust op het phishing-mail-front is verstoord door een geraffineerd, bijna echt bericht van de Belastingdienst, met de plotselinge mededeling dat ik een terugbetaling van €1670,50 tegemoet kan zien. Ik hoef alleen maar het rekeningnummer te verifiëren, om zeker te zijn van de overboeking van het niet onaardige bedrag. Vreemd is wel, dat de teruggave het belastingjaar 2020 betreft, een jaar, dat nog lang niet is afgesloten. Ook de vermelding van ‘Toeslagen’ bij Belastingdienst wekt bij voorbaat argwaan op. Die Afdeling is tegenwoordig vaak in het nieuws, maar speelt normaal gesproken geen rol wanneer teruggave van inkomsten- of omzetbelasting aan de orde is. Met de aanduiding van de mogelijkheid om via de Berichtenbox mededelingen van de Overheid op mobiel of tablet te ontvangen wordt de schijn van echtheid versterkt. Wat ik bij het vermoeden van phishingmail meteen doe, is het controleren van het mailadres van de afzender, in dit geval de Belastingdienst. De phishingmail maakt het deze keer wel erg gemakkelijk. Het antwoordadres is zelfs vermeld op het bericht. Ik meld hier de naam ambrose gevolgd door @ en daarna doxahomes.com. Die website verwijst overigens naar een Nigeriaans bedrijf. Een gewaarschuwd mens telt voor twee of meer. Vandaar dit bericht, geïllustreerd met de phishing-mail van de nep-Belastingdienst. Trap er niet in, en waarschuw anderen. Ook een melding bij de Fraudehelpdesk is uiterst zinvol.

Saamhorigheid troef

Bestrijding van Covid19 vergt eensgezindheid, geen betweterij

Houd een dagboek bij, zo raadde iemand mij aan, kort nadat premier Rutte op 13 maart de ‘intelligente lockdown’ had afgekondigd. Nederland zou evenals andere landen in Europa voor een groot deel op slot gaan. Afzien van handen schudden, niezen in de arm en regelmatig handen wassen waren onvoldoende gebleken. Anderhalve meter afstand werd de nieuwe norm, en thuiswerken bijna verplicht.  Bijeenkomsten werden verboden, onderwijsinstellingen gingen dicht, evenals de grenzen, ook al bleef een tocht naar Duitsland mogelijk. Een dagboek heb ik niet bijgehouden, weekoverzichten evenmin. Want in de directe omgeving gebeurde weinig, en buitenshuis begeven: dat mocht niet of nauwelijks. Desondanks zijn merkwaardig genoeg de voorjaarsmaanden van 2020 omgevlogen. Binnenshuis is gelukkig weinig veranderd, maar buiten het eigen domein wel, vooral daar waar Covid19 verderf heeft gezaaid.

Covid19 leverde overigens ook wel wat op; universaliteit, saamhorigheid, gemeenschapsgevoel, voorzichtigheid. En niet te vergeten innovatie. De leerkrachten wisten binnen de kortste keren hun leerlingen langs digitale weg te bereiken. Videoconferenties en webinars bleken een geslaagde vervanging van vergaderingen en congressen. De vraag was wel, hoe lang die positieve effecten en de vernieuwing van kommunicatie-kanalen stand zouden houden. Zou het woord samenleving in meer opzichten blijven gelden, voor jong en oud, voor arm en rijk, in Nederland, Europa en verder weg? De coronacrisis zou wel eens het begin van een ommekeer kunnen zijn, zo verwachtten de actieve transitiemannen en vrouwen van het Rotterdamse DRIFT. Of zou de aanvankelijk vrijwel eensgezinde gemeenschap toch weer uiteenvallen in groepen en individuen, met eigen ambities en agenda’s? Het antwoord is inmiddels duidelijk. Een echte ommekeer lijkt nu al uitgesloten. De komst van een tweede – hopelijk kleinere uitbraak – ligt meer voor de hand dan de omvorming van de samenleving naar rechtvaardiger en duurzamer snit. 

Het draagvlak voor het door het kabinet Rutte ingezette coronabeleid – wat traag op gang gekomen maar later in een behoorlijke versnelling gezet – was in de eerste maanden groot. Uit polls bleek, dat 80 tot 90 % van de bevolking de inzet van Mark Rutte en Hugo de Jonge wisten te waarderen. Het bedrijfsleven, dat open mocht blijven, paste zich goed aan en de noodzakelijke diensten – met op de eerste plaats de zorgverleners in zieken- en verpleeghuizen – spanden zich bovenmatig in om verder onheil te voorkomen. De wekelijkse persconferenties en de openbare briefings van de Tweede Kamer hielden de aandacht gevangen. Verpozing vond ik zelf in opruimactiviteiten, tuinwerkzaamheden en wandelingen op plaatsen waar het aantal bezoekers beperkt bleef, met als ultieme voorbeelden: de Bruuk bij Groesbeek, de Zelderse Driessen bij Ottersum en de Blauwe Kamer bij Wageningen. Al met al vloog de tijd om, ondanks of juist door de ergernis, die de betweterij van sommige hooggeleerde commentatoren en kwasi-deskundige BN-ers opriepen. Zij kregen in de media alle ruimte om het coronabeleid van het Kabinet en de Veiligheidsregio’s op de korrel te nemen. Dat zij daarmee het draagvlak voor de maatregelen ondermijn(d)en, was en is hen kennelijk een (andere) zorg.

Nu wil het toeval, dat twee van die hooggeleerde commentatoren hun domicilie hebben in Nijmegen aan de Radbouduniversiteit, waar universaliteit toch uitgangspunt is. Ik doel op Prof. Dr. Ira Helsloot, hoogleraar veiligheidsbeleid, die klaarblijkelijk het utiliteitsbeginsel hoog in zijn vaandel heeft gezet. De nuttige, voor de economie belangrijke levensjaren tellen voor Helsloot meer dan het beperkte aantal jaren, die ouderen nog te gaan en veelal ook te beleven hebben. En ik doel op Prof. Dr. René ten Bos, hoogleraar filosofie, die de individuele vrijheid van mensen hoger waardeert dan de gedeelde verantwoordelijkheid voor ieders welzijn, op welke leeftijd ook. Ira Helsloot haalde met zijn kritiek op Rutte en de Jonge diverse kranten (waaronder de Gelderlander), en mocht aanschuiven bij talkshows, die wel wat voelden voor tegendraadse geluiden. René ten Bos moest het hebben van Café Weltschmerz, waar van weerwoord nauwelijks sprake was. Anders liep het met zijn boek De coronastorm, dat door critici in NRC en Vrij Nederland terecht met de grond gelijk is gemaakt. Menno Lievers eindigt zijn kritiek in de NRC met de woorden: ‘Ten Bos staat zich erop voor, dat hij Denker de Vaderlands is geweest: zijn voorgangers en opvolgers trekken na lezing van dit boek een zak over hun hoofd’.

Een intelligente lockdown was aan René ten Bos niet besteed. In de ondertitel van De coronastorm: Hoe een virus ons verstand wegvaagde had de voormalige Denker des Vaderlands het woord ‘ons’ beter kunnen vervangen door ‘mijn’. Zijn boek is in meer opzichten een aanfluiting, niet alleen omdat hij de wetenschappelijke onderbouwing van het coronabeleid bagatelliseert en eigenlijk ontkent, maar ook omdat hij de maatregelen van Rutte en de Jonge fascistisch noemt. Hij munt op eigen – overigens grootsprakerige wijze – de term ‘coronafascisme’. Zijn stelling ‘het fascisme ‘zit in ons allemaal, omdat de angst in ons zit’ is een grove mistekening. Volgens Ten Bos zijn wij – een kwalijke veralgemenisering – in de greep van een fascistische manier van denken, nu ziektebestrijding belangrijker is dan behoud van fundamentele waarden en normen. Ten Bos vergeet dat de norm van de gedeelde verantwoordelijkheid is blijven gelden, net zoals de norm van de gerechtigheid. In Vrij Nederland schrijft Carel Peeters terecht: ‘De coronastorm, staat bol van grootspraak, verdraaiingen en zogenaamde bescheidenheid. Het virus maakt kennelijk ook het slechtste in de mens los’. Het is onbegrijpelijk, dat de man, die Denker des Vaderlands was, zo de weg van de redelijkheid kwijt heeft kunnen raken. Dat zijn boek in de NRC nog een van de vijf bolletjes scoorde, zegt genoeg.

Terug naar het begin: geen dag- of weekboek dus, en evenmin een evaluatie. Wel een op voorhand onvolledige terugblik in grove lijnen, met woorden en begrippen, die tijdens de periode van de virusuitbraak en bestrijding meer dan de gebruikelijke betekenis hebben gekregen. Saamhorigheid, maar later ook verdeeldheid. Communicatie maar later ook polarisatie. Duidelijkheid maar ook – en dat van het begin af – betweterij. Mijn ergernis over verdeeldheid, polarisatie en betweterij heb ik niet altijd weten te onderdrukken, vandaar mijn kanttekeningen bij de uitspraken van Helsloot en Ten Bos. Maar uiteindelijk wint de herinnering aan de verbondenheid en (redelijke) eensgezindheid, in woorden als burenhulp, buurtborrel en borrelplank. Herinnering ook aan goede persconferenties van Rutte en de Jonge, en niet te vergeten de onmisbare doventolken. De infectieradar kwam nog onvoldoende van de grond, het contactonderzoek ook. Het coronadashboard is een waardevolle bron van informatie, zolang een effectief vaccin, laat staan groepsimmuniteit uitblijven. Reisbeperkingen blijven overzien- en draagbaar, en de omstreden mondkapjes ook. Mijn trefwoorden blijven: voorzichtigheid, saamhorigheid en solidariteit, hoe moeilijk dat ook is.