Rondje Noorderheide

Wandelen tussen Elspeet en Vierhouten. De rode lijn markeert de rondwandeling vanuit Vierhouten naar Tonnetjesdelle em Bovenmeer. De waterwerken van D.G. van Beuningen zijn te voet of met de fiets te bereiken via de parkeerplaats op de Elspeterbosweg.

Tussen Elspeet en Vierhouten markeert de rode lijn de rondwandeling van 9,5 km vanuit Vierhouten naar Tonnetjesdelle en het Bovenmeer. De waterwerken van D.G. van Beuningen (blauwe lijn) zijn te voet of met de fiets ook te bereiken via de parkeerplaats op de Elspeterbosweg (pictogram auto).

Op zoek naar de waterwerken van Daniel George van Beuningen

Kenners van de Veluwe weten ongetwijfeld waar de Noorderheide ligt, en waarom dit uitgestrekte bos- en heidegebied ten oosten van de weg tussen Elspeet en Vierhouten de moeite van een bezoek meer dan waard is. Gerrit Middelbeek, die ons voor een wandeltocht over een deel van de Noorderheide had uitgenodigd, raakte zelf bij toeval betrokken bij het voormalige landgoed van Daniel George van Beuningen (1877-1955), dat sinds 1982 van Staatsbosbeheer is. Tijdens een fiets- en zoektocht naar de ’36 bunder’ – een heidegebied in het Kroondomein waar zijn oom tijdens de bezetting in 1944 en 1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken was bij wapendroppings – zag en hoorde hij plotseling op betrekkelijk korte afstand mensen, die kennelijk aan het werk waren.

De droge Beek in de vallei van Landgoed Noorderheide; rechts de zandweg naar de piramide (foto: Ad Lansink)

De droge Beek in de vallei van Landgoed Noorderheide; rechts de zandweg naar de piramide (foto: Ad Lansink)

Gerrit’s nieuwsgierigheid bracht hem in contact met vrijwilligers van de Werkgroep Noorderheide, die vlak bij de grens van Kroondomein het Loo bezig waren met het herstel van de waterwerken van D.G. van Beuningen, een beeksysteem van gemetselde waterlopen en kunstmatige vijvers in het valleideel van het oude landgoed. Zijn aanbod om een handje te helpen werd in dank aanvaard. Enkele weken later al was hij lid van de Werkgroep Noorderheide, die in 2008 vanuit de Heemkundige Vereniging Nuwenspete te Nunspeet is opgericht met het doel om de waterwerken van D.G. van Beuningen weer in een bij de status van een Rijksmonument passende onderhoudsstaat te brengen. Ook drie van de vier vervallen piramides die de vroegere directeur van de Steenkolen Handels Vereniging (SHV) en kunstverzamelaar had gebouwd moesten weer herkenbare tekens in het landschap worden.

Vijverpartij De Wildakker, halverwege de Beek tussen het Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Vijverpartij De Wildakker, halverwege de Beek tussen het Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Het doel van de werkgroep bleek overigens een hele klus. Naast het weer opbouwen van drie stenen piramides moesten de twee pompen, die de vijvers via de beken vullen, weer op gang worden gebracht. Ook moesten de gemetselde waterlopen – door van Beuningen de Beek genoemd – hersteld worden. De Beek bleek op veel plaatsen beschadigd. Bovendien weten wilde zwijnen wel raad met de bodem aan weerzijden van de Beek. Het hele gebied in de vallei vergt daarnaast normaal onderhoud: verwijderen van blad, vrijmaken van dennennaalden en rooien van dode boomstronken. Met de andere leden van de Werkgroep Noorderheide is Gerrit Middelbeek trots op wat intussen bereikt is. Vandaar zijn uitnodiging om een paar uur rond te wandelen op wat voor heel veel mensen nog een vergeten stuk Veluwe is.

Tonnetjesdelle of Grootemeer (Foto: Ad lansink)

Tonnetjesdelle of Grootemeer (Foto: Ad lansink)

Een groot deel van het gebied is rustgebied voor het wild, en dus niet toegankelijk. Auto’s worden ook geweerd, maar met de fiets is de vallei met de waterwerken en de piramides goed bereikbaar. Even buiten Elspeet, op de weg naar Vierhouten op de grens van bos en heide, bevindt zich een kleine parkeerplaats. Vandaar voert een zandpad naar Tonnetjesdelle, ook wel Grootemeer genoemd, waarin de waterlopen van D.G. van Beuningen uitmonden. De twee via een kleine dam verbonden plassen bevinden zich op het laagste punt van de vallei, en zijn – anders dan de vijvers van de waterwerken  – voor een deel van natuurlijke aard. Via een  begaanbare zandweg bereiken wandelaars en fietsers de piramides en de hoger gelegen Wildakker, een opvallende vijverpartij halverwege de route naar het Bovenmeer. Vlak bij die hoogste vijver met fraaie waterlelies pompt de pomp grondwater op om de dan in de Beek overlopende vijvers te voeden.

Gerrit Middelbeek en Ans Lansink bij de Daniel George Piramide in de vallei van Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

Gerrit Middelbeek en Ans Lansink bij de Daniel George Piramide in de vallei van Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

De Beek stroomt alleen wanneer de pomp werkt. En de pomp draait slechts wanneer leden van de werkgroep met een verplaatsbaar dieselaggregaat stroom opwekken om de elektromotor van de pomp aan te drijven. Bezoekers treffen het dus, wanneer zij water door de Beek zien stromen. De vrijwilligers zijn namelijk niet alle dagen actief. En hoosbuien zijn – uitgezonderd in juni 2016 – evenmin een dagelijks verschijnsel. Maar ook zonder stromend water is het fraaie landschap van de Noorderheide en de groene vallei met de merkwaardige piramides boeiend genoeg om enkele uren te vertoeven. Een rondje Noorderheide lopen om bij Vierhouten uit te komen is waarschijnlijk teveel gevraagd van wandelaars. Maar met de fiets is de tocht goed te doen, ook al zullen fietsers soms door rul zand moeten ploeteren.

Het Bovenmeer: de kunstmatige bron van de Beek (Foto: Ad lansink)

Het Bovenmeer: de kunstmatige bron van de Beek (Foto: Ad lansink)

De Werkgroep Noorderheide zoekt intussen naar mogelijkheden om ook de tweede pomp in de nog bestaande pomphut te installeren. De oude pomp werkt niet meer. Medewerking van de genie lijkt geregeld: putten slaan in eigen land is een goede oefening voor ‘missionnaire’ activiteiten buiten de landsgrenzen. De werkgroep rekent op de medewerking van het Boordetachement 101 van het Genie Bataljon in Wezep, dat eerder de pomp heeft geslagen bij het Bovenmeer. De vrijwilligers doen hun werk voor niets. Maar de pomp kost wel geld, ongeveer €15.000:  sponsoren zijn daarom onmisbaar. De verwachtingen zijn positief, maar de Werkgroep Noorderheide – onder die naam ook te vinden op Facebook – verwelkomt graag aanvullende giften. Voorzitter Jaap van Eijck (0341 – 254962) beantwoordt ongetwijfeld verdere vragen.

Volvo V60 Hybride: rekenen op achterkant bierviltje

Witte Volvo V60 D6Te bij een paarse laatbloeier

Witte Volvo V60 D6Te bij een paarse laatbloeier

De aankoop van de Volvo V60 D6 Twin Engine – de hybride versie van de ‘Volvo Estate’ tussen de gestroomlijnde V40 en de gloednieuwe V90 – blijkt geen miskoop. Integendeel. Een jaar na de gedurfde aanschaf staat de teller op 12.660 km, op zich een bescheiden getal in vergelijking met de jaren negentig, waarin ik het hele land doorkruiste met mijn Alfa Romeo. Met de XC 70 scoorde ik van 2002 tot 2015 elk jaar ook nog  15.000 tot  20.000 diesel-km ‘s, ruwweg voor 10 tot 13 cent per kilometer, afhankelijk van de fluctuerende brandstofprijs. Maar hoe dan ook: tijd voor een update van mijn ervaringen, al was het alleen al om kijkers en lezers te grieven met enkele verbruikscijfers nu een (deel van) de auto-industrie in de beklaagdenbank terecht is gekomen.

Dashbord V60 D6TE - 12660 km - 18,5 km gereden, nog 30 km elektrische voorraad

Dashbord V60 D6TE – 12660 km – 18,5 km gereden, nog 30 km elektrische voorraad

Na een jaar meestal zorgeloos rijden met de Volvo V60 D6 TE staat vast, dat het verbruik aan elektriciteit en diesel lager uitvalt dan ik had verwacht. Tot mijn verrassing stabiliseert het dieselverbruik zich op 3.0 liter op 100 km: 1 op 33.3,  toch een mooi gemiddelde over die 12.660 km ‘s. Een snelle rekenaar becijfert bij een dieselprijs van €1,10 – het gemiddelde tussen de laagste prijs van €0,99 en de hoogste van €1,21 – een prijs van 3,3 cent per km. Daarbij komen dan nog de kosten van de ‘elektrische’ kilometers. Zou ik de helft van de kilometers gebruik hebben gemaakt van de  V60-accu, dan moet ik aan de dieselkosten die van de – thuis zelf opgewekte – zonnestroom toevoegen. Volvo on Call geeft van elke rit weer, hoeveel km ‘s op stroom zijn gereden, en ook hoeveel (rem) stroom is teruggewonnen.

Achterkant Volvo-Bierviltje (Bron: Catawiki)

Afhankelijk van de route en het in- of uitschakelen van de airco reken ik op de achterkant van een bierviltje uit, dat de ‘elektrische’ kilometers tussen €0,038 en €0,046 per km kosten, gemiddeld dus €0,042 per km. Vermenigvuldiging van dat getal met de helft van het aantal tot nu toe gereden km ‘s (6.330) levert een bedrag van €266 op. Het bierviltje – of een echte rekenmachine – leert, dat 12660 x €0,033 + 6330 x €0,042 = €684. De energiekosten bedragen dus €684/12660, ofwel 5,4 cent per km: iets minder dan de helft van de brandstofkosten van mijn vroegere – overigens ook prima – Volvo XC70

Volvo V60 Hybride in vol ornaat

Volvo V60 Hybride in vol ornaat

Kortom: geen enkele reden tot nuilen. De Volvo V60 Hybride voldoet in vrijwel alle opzichten aan de verwachtingen. Valt er dan helemaal niets te klagen. Nee, of het zou de software-afhankelijkheid moeten zijn. Twee keer was een reset nodig om de onmisbare elektronica weer goed te laten functioneren. Een andere ‘gekkigheid’ betreft het – soms, niet altijd – geraas van de koelventilator, wanneer ik de stekker in het laadcontact steek. De ‘ automotive’ digitalisering schept nieuwe afhankelijkheden, net zoals de ‘elektrificering’ van het wagenpark. Wat te denken van – en te doen met – de klachten van ‘elektrische’ fietsers, die eerder dan verwacht hun accu’s moeten inruilen tegen nieuwe exemplaren. Speelt de kwaliteit van de lithium-accu’s een rol? Zijn het aantal laadbeurten bepalend? Of zijn andere factoren in het geding? Wat gaan de accu’s van Volvo doen? En die van Tesla? Wie het weet mag het zeggen of schrijven, op de achterkant van een bierviltje?

Inspirerend afscheid van Stijn Mattheij bij Avans

Johan Raap, Lector Biobased Energy kondigt Ad Lansink aan. Stijn Matthey lacht op voorhand.

Johan Raap, Lector Biobased Energy kondigt Ad Lansink aan. Stijn Matthey lacht op voorhand (foto: Tanja Rizzo)

Enkele maanden geleden meldde Stijn Mattheij – docent en onderzoeker aan de Academie voor Technologie Gezondheid en Milieu van de Avans Hogeschool in Breda – mij, dat hij op een een CO2-conferentie in Essen (Duitsland) tot zijn verbazing door iemand uit Duitsland de Ladder van Lansink hoorde noemen. ‘Die ladder blijkt dus nog steeds actueel, met name in het Europese afvalbeleid’, schreef hij. Aan het onverwachte bericht – ik kende Stijn niet – koppelde hij de vriendelijke vraag of ik tijdens een symposium, dat hij bij zijn afscheid van Avans van de hogeschoolleiding mocht organiseren een voordracht wilde houden over de relatie tussen de ladder van Lansink en de circulaire economie. Mensen die mij kennen weten, dat ik vrijwel nooit nee kan zeggen. Dus ook niet bij Stijn Mattheij, naar later bleek een bevlogen docent en enthousiaste onderzoeker, die  – de geanimeerde borrel na afloop van het symposium maakte dat duidelijk – ook muzikale talenten bezit.

Stijn Mattheij, Docent Environmental Sciences for Sustainable Energy and Technology (ESSET), Coordinator minor Biobased Economy, Onderzoeker lectoraat Biobased Energy Academie

Stijn Mattheij, Environmental Sciences for Sustainable Energy and Technology, Coordinator minor Biobased Economy, Onderzoeker Biobased Energy Academie (foto: Tanja Rizzo)

Op 19 mei 2016 was het zover: het afscheidssymposium – ook wel masterclass genoemd – over het onderwerp, waaraan Stijn Mattheij de laatste jaren veel onderzoek besteed heeft. De aanvankelijke titel van het symposium ‘Biomassa in de stedelijke omgeving’ was vertaald in ‘Biobased and Circular Economy’. De stedelijke omgeving was wel de opmaat voor boeiende voordrachten van Berend de Vries, Wethouder Milieu Tilburg, over de optimalisering van de inzameling van huishoudelijk afval – met onder meer het belang van de publieksbenadering – en van Myranda Beljaars, Adviseur Milieu Gemeente Breda over biomassa als bron voor stadsverwarming, een actueel thema vanwege de dreigende sluiting van de Amercentrale. De warmte moet immers ergens vandaan komen, wanneer de gasvoorraad slinkt. Beseffen alle politici dat?

De man van de ladder begint met het verhaal van de BelG 'Goh, ik dacht dat u allang dood was'

De man van de ladder begint met het verhaal van de Belg in Brussel:  ‘Goh, ik dacht dat u allang dood was’ (foto: Tanja Rizzo)

Zelf benadrukte ik de dilemma’s op de driesprong van de lineaire naar de circulaire economie, in het spanningsveld van overheid en markt,  met de onmiskenbare problematiek van een op preventie en hergebruik gericht beleid in een op consumptie ingestelde samenleving, Biomassa speelt daarbij een meervoudige rol; als voeding maar ook als grondstof, en zelfs als brandstof. De ladder van Moerman – een latere variant van de ladder van Lansink – heeft zelfs tien sporten nodig om de diverse functies een ‘hiërarchische’ plaats te geven. Voedselverspilling is een bekend probleem, ook elders in Europa, terwijl aan winning van biomassa voor de productie van industriele grondstoffen en energie – denk aan de import van houtsnippers – ook grenzen worden gesteld. Kortom: ook hier genoeg dilemma’s.

Stijn Mattheij over groei of broei: op de achtergrond de Rijn-Schelde-Delta met de rode (CO2) vlekken

Stijn Mattheij over groei of broei: op de achtergrond de Rijn-Schelde-Delta met de rode (CO2) vlekken (foto: Tanja Rizzo)

Uiteraard kwam Stijn Mattheij zelf ook aan het woord. Met een tiental studenten had hij onderzocht waar en hoeveel CO2 in de Rijn-Schelde-Delta – ruwweg noordwest België en zuidwest Nederland – wordt uitgestoten. De enorme hoeveelheid zou de aanleg van een CO2-pijpleiding rechtvaardigen om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, vooropgesteld dat voldoende vraag ontwikkeld zou kunnen worden. Omzetting van duurzaam geproduceerde waterstof om met CO2 methaan en water te maken is dan wel een vereiste. Toekomstmuziek? Wellicht. De gasten begrepen in elk geval, waarom Stijn zijn ‘openbare slotles’ de titel ‘CO2: groei of broeigas?’ had gegeven. Zijn poging om via een goed onderbouwde kostenraming  de ladder van Lansink te vertalen in een voorkeursvolgorde voor energie uit biomassa bleek  (nog) niet haalbaar, onder meer door de te lage prijs van CO2-rechten.

Enemmers onder elkaar: Stijn Mattheij was aanwezig bij de presentatie van 'Arnhem 1950-1960 Beelden van een stad tussen ooit en nu; op 17 april 2016 in Arnhem

Enemmers onder elkaar: Stijn Mattheij was aanwezig bij de presentatie van ‘Arnhem 1950-1960 Beelden van een stad tussen ooit en nu’, 17 april 2016 , Arnhem (foto: Tanja Rizzo)

Dat Stijn Mattheij na zijn afscheid van Avans niet achter de bekende geraniums terecht komt werd duidelijk toen hij een kort overzicht van zijn toekomstplannen presenteerde. De ‘groene samenleving’ is gelukkig nog niet van hem af, ook al waren de gasten graag bereid om hem uit te vlaggen toen hij in een gloednieuwe truck van Rolande LNG een korte rit mocht maken. Peter Hendrickx, de CEO van RolandeLNG, had even daarvoor uiteengezet, wat voor zware transporten de voordelen zijn, wanneer de trucks rijden op LNG, CNG en de Biobased varianten van deze schone – gekoelde en dus vloeibare – gassen. Zijn voorspelling dat voor personenauto’s elektriciteit en voor vrachtwagens en bussen gas de ideale brandstof zal worden, snijdt hout, een vorm van ideële biomassa. Waarmee de cirkel rond was, en de titel van Stijn’s afscheidsmiddag (in)gevuld.

 

 

Vele tinten roze

Ger Leenders, Leo Schrijver en Frans Zuidgeest, klaar voor de start (Foto: Ad Lansink)

Ger Leenders, Leo Schrijver en Frans Zuidgeest, klaar voor de start (Foto: Ad Lansink)

Het kost een paar centen, maar dan heb je ook wat: drie dagen Giro d’ Italia in en door Gelderland, dankzij de ruimhartige bijdragen van het provinciaal bestuur en de gemeenten Apeldoorn, Arnhem en Nijmegen. Op het zonovergoten terras van de Vereeniging vroegen enkele partners van het Nijmeegs Ondernemerscafé zich hardop af, of ‘het eruit gehaald’ zou worden: de duizenden munten van bestuurders en ondernemers. De BTW verdwijnt immers in de Rijkskas. Een echt antwoord bleef uit. Maar de intussen bekend geworden overwinning van Tom Dumoulin in de proloog – de fraaie tijdrit in het overvolle Apeldoorn – bleek een mooie compensatie van de kritische kanttekeningen. Een Nederlandse renner in de roze trui over de Oranjesingel, dat zou toch meer dan een historische gebeurtenis worden, voor Ton Dumoulin en voor ritwinnaar Kittel, die ‘an amazing experinence’ beleefde.

Forza Tom: een terechte aansporing op de Nijmeegse Oranjesingel (Foto: Ad Lansink)

Forza Tom: een terechte aansporing op de Nijmeegse Oranjesingel (Foto: Ad Lansink)

Enkele fietsende partners van het Ondernemerscafé besloten om een klein deel van het Nijmeegs traject te verkennen. De politie was zo bereidwillig geweest om heel wat uren voor de echte doortocht en aankomst de singels autovrij te maken. Ruim baan dus voor Ger Leenders, Frans Zuydgeest en Leo Schrijver om over over de Oranjesingel naar de Berg en Dalseweg te fietsen: een wel erg kleine etappe, maar toch zwaar na een verblijf van enkele uren op het terras van de Vereeniging, temeer waar fluitjes uit het assortiment bierglazen verdwenen waren. Op weg naar huis ontdekte het drietal fietsende ondernemers vele tinten roze op Dar-containers en vlaggen, op stoelen en bloembakken, en niet te vergeten op het poloshirt van Frans, die als bloemenleverancier van de Giro in een opperbeste stemming verkeerde.

Nijmegen kleurt roze, dank zij de DAR, die al jaren geleden de goede kleur wist te vinden (Foto: Ad Lansink)

Nijmegen kleurt roze, dank zij de DAR, die al jaren geleden de goede kleur wist te vinden (Foto: Ad Lansink)

Halen zij het eruit? De vraag is even begrijpelijk als onzinnig. Maatschappelijke kosten en baten blijven altijd een punt van discussie, binnen en buiten de wereld van de sport. Brood en spelen is niet voor niets een eeuwenoude leus. Commercialisering is van alle tijden. De grote belangstelling tijdens de proloog in Apeldoorn krijgt ongetwijfeld een vervolg op de zonnige dagen waarop de renners van Arnhem via de Veluwe en de Betuwe naar (het Rijk van) Nijmegen en van Nijmegen door de Achterhoek weer naar Arnhem koersen. Een groot deel van Gelderland komt aan haar trekken, ook landschappelijk, gelet op de uitgekiende route.

Ger Leenders, Leo Schrijver en Frans Zuydgeest en route (Foto: Ad Lansink)

Ger Leenders, Leo Schrijver en Frans Zuydgeest en route (Foto: Ad Lansink)

De stedelingen van Arnhem en Nijmegen beseffen opnieuw, dat start en aankomst van de Giro d’ Italia tot een gedeelde verbintenis leiden. Nu ook de roze weergoden op 6, 7 en 8 mei 2016 Gelderland goedgezind zijn, is er alle reden om volop te genieten van de doortocht van het 198-man sterke Giro-legioen, met in hun midden roze-trui-drager Ton Dumoulin.

De verslaggever mocht ook een stukje Oranjesingel rijden (Foto: Leo Schrijver)

De verslaggever mocht ook een stukje Oranjesingel rijden (Foto: Leo Schrijver)

Vele tinten roze:  die woorden brengen mij ook bij de column ‘Roze’ van Hugo Camps in de NRC van 7 mei 2016, kennelijk opgeschreven, kort na de proloog met Tom’s overwinning op een honderdste seconde. Ik bewonder de columnist al heel wat jaren. Maar de opening van 7 mei 2016 deugt niet: ‘Het deed denken aan een zielsverhuizing, de Giro d’ Italia in Apeldoorn. La vie en rose is niet wat je verwacht in Gelderland. De lichtheid van het bestaan kom je niet tegen in Nijmegen en Arnhem. Basissocialisten!’ Jawel: met uitroepteken. Hangt Hugo Camps de deugniet uit, of moet hij de Nijmeegse lichtheid nog leren kennen. Gelukkig vindt hij de opening van de Giro een succes. Na drie dagen Giro d’ Italia leert hij waarschijnlijk ook de Gelderse lichtheid kennen, in veel tinten zoals dat met alle kleuren het geval is.

Rondje Duivelsberg

Rondje Duivelsberg: volg de groen gekleurde route langs de blauwe vlaggen

Rondje Duivelsberg: volg de groen gekleurde route langs de blauwe vlaggen

Het hoofd van tijd tot tijd leegmaken: daar leent de omgeving van Nijmegen zich uitstekend voor. Neem bij voorbeeld de Duivelsberg en de Heksendans: namen, die niet meteen aan rust en kalmte doen denken. Maar de wandeling op de fraaie stuwwal in het grensgebied van Gelderse Poort en de Duffelt biedt zoveel variatie, dat nadenken over moeilijke zaken vanzelf verdwijnt, ondanks de hoogteverschillen die tijdens de boswandeling overbrugd moeten worden. In het weekend leert de volle parkeerplaats aan de Oude Kleeefsebaan, dat veel wandelaars de tocht door het bos, langs de weilanden en over de minibergen – want dat blijven het – weten te vinden. Door de week is het aanzienlijk rustiger op weg en wandelpad.

De Heksendans (Foto: Ad Lansink)

De Heksendans (Foto: Ad Lansink)

Vanaf de parkeerplaats loopt het pad geleidelijk omhoog, voorlopig nog langs de Oude Kleefsebaan. Het verkeer naar de grensovergang bij Wyler blijft soms zicht- en meestal hoorbaar, tot het bospad noordwaarts afbuigt. Na een paar honderd meter doemt aan de rechterhand in de open diepte de ‘Heksendans’ op, een kwasi-bergmeer, bestaande uit enkele waterbekkens, die lange tijd door bomen en gebladerte niet zichtbaar waren. Staatsbosbeheer heeft veel bomen weggehaald, waardoor de waterbekkens voorlopig zichtbaar blijven. Het zijn oude leemkuilen, waaruit in vroegere tijden – sommige kenners denken aan de middeleeuwen en zelf aan de Romeinse tijd – leem werd gewonnen voor het bakken van dakpannen.

Boshut (Foto: Ad Lansink)

Boshut (Foto: Ad Lansink)

De naam en de plaats van de Heksendans zijn overigens omstreden. De oude Heksendans schijnt even verderop in het bos gelegen te hebben. En wat de ‘heksen’ betreft: verering van watergeesten of watergoden voor de komst van het Christendom zou ertoe geleid hebben, dat in latere jaren de bijzondere plaats in het oerbos angstvallig werd gemeden. Verering van heidense goden was uit de boze. Intussen trekt vlak bij de Heksendans, links van het bospad, een met mensenhanden gemaakte houten hut de aandacht. Is het een schuilplaats voor heksen en bosgeesten of een nachtverblijf voor verdwaalde stadsnomaden, die het even vreemde als veelkleurige kampement aan ‘d Almarasweg in Nijmegen om het spoorlawaai zijn ontvlucht?

Uit het bos naar de open ruimte, met - een stip - de wichelroedeloper (Foto: Ad Lansink)

Uit het bos naar de open ruimte, met – een stip – de wichelroedeloper (Foto: Ad Lansink)

Een kleine 200 meter na de Heksendans gaat het bospad over in een smal pad langs een open gebied. Enkele korte betonnen palen markeren de grens met Duitsland. De oude grenspaal op de kruising van het voetpad tussen de Duivelsberg en Holdorn (Wyler) is vervangen door kleine richtingwijzers voor mensen, die houvast nodig hebben op hun tochten door de Gelderse Poort. Het uitzicht over de bosranden en de landerijen leert, dat in dit gebied de tijd heeft stil gestaan. Een wichelroedeloper zoekt in het groene land sporen uit een nabij of ver verleden: herinneringen aan de oorlog of aan de Romeinen, die Nijmegen en zijn naaste omgeving al naar waarde wisten te schatten, letterlijk en figuurlijk.

Pad van Duivelsberg naar Holdeurn (Wyler) (Foto: Ad Lansink)

Pad van Duivelsberg naar Holdeurn (Wyler) (Foto: Ad Lansink)

Over verleden gesproken, het verhaal, dat de Duivelsberg naar saters genoemd is, klopt niet, maar er is wel een band met het verleden. De Duivelsberg heet volgens kenners naar de Duffelt, het laaggelegen gebied  in de Ooijpolder, die vanaf de stuwwal goed te zien is. In de verte valt de kerktoren van Zyflich op. Liefhebbers van geschiedenis en mysteries kunnen aan de voet van de Duivelsberg hun hart ophalen aan de belevenissen van Graaf Balderik van Duffelgouw (965 – 1021), een van de onruststokers in het gebied van de Nederrijn. Rond 1000 na Christus bouwde hij met zijn vrouw Adela op de Duivelsberg de motte Mergelpe. Een motte is een kunstmatige kasteelheuvel, met grachten en een omwalling ter verdediging tegen vijandelijke aanvallen. Van de voorburcht zijn nog resten zichtbaar.

Uitzicht vanaf de Duivelsberg op de Duffel, met in de verte de kerk van Zyflich (Foto: Ad Lansink)

Uitzicht vanaf de Duivelsberg op de Duffel, met in de verte de kerk van Zyflich (Foto: Ad Lansink)

De terugtocht naar de parkeerplaats aan de Oude Kleefsebaan loopt langs het Pannekoekenhuis en vervolgens over de brede zandweg – of via een smal bospad – naar beneden. Aan de rechterzijde van de weg vallen twee diepe dalen op, karakteristieke elementen op de stuwwal tussen Ubbergen en Beek. Waar de zandweg plaats maakt voor een geasfalteerde weg, is in de zomermaanden aan de rechterzijde een drukbezochte minicamping zichtbaar. Kijkend naar links tronen de bossen van het Nederrijkswald uit boven de Oude Kleefsebaan. De merkwaardige kleuren van de in bloei rakende bomen leren, dat de lente is begonnen. Dat het hoofd intussen helemaal leeg is geraakt, spreekt vanzelf ook al eisen nieuwe indrukken hun eigen plaats op. Harm Scheepbouwer z.g,, de vroegere VVV-directeur, zou gezegd hebben: Het binnenste buitenland is de moeite volop waard.

Een Nijmeegse ‘Ernemmer’

In volle breedte op de boekentafel (Foto: Rene Wouters)

In volle breedte op de boekentafel (Foto: Rene Wouters)

Een plaagstoot van vrienden: wat doet een ‘Ernemmer’ in  Nijmegen? Stof voor een kopregel  boven het interview in de Arnhemse editie van De Gelderlander bij het verschijnen van   ‘Arnhem 1950 – 1960 – Beelden van een stad tussen ooit en nu’, met foto’s afkomstig uit het Gelders Archief.  Niemand wist het, schrijft redacteur Piet Venhuizen, maar het oer-Nijmeegse-oud-Kamerlid Ad Lansink is eigenlijk een Arnhemmer. Niemand is wat sterk uitgedrukt. Maar burgemeester Herman Kaiser, die het eerste exemplaar in ontvangst nam, wist het evenmin als veel hele en halve Nijmegenaren. Het was een bijzondere manier van ‘uit de kast komen’, tussen de boekenkasten van Boekhandel Het Colofon in Arnhem, waar samensteller en uitgever Gerrit Middelbeek met mij het mooie boek met karakteristieke zwart-witfoto’s over de wederopbouw van Arnhem mocht presenteren.

Piet Venhuizen interviewt op zondag 17 april 2016 Ad Lansink in Boekhandel Het Colofon te Arnhem (Foto: Rene Wouters)

Piet Venhuizen interviewt zondag 17 april 2016 Ad Lansink in Boekhandel Het Colofon te Arnhem (Foto: Rene Wouters)

Eigenaar Walter Jansen van Het Colofon had gezorgd voor een genoeglijke ambiance in zijn fraaie zaak, waar gastvrijheid met hoofdletters wordt geschreven. De voormalige bioscoop Palace in de Bakkerstraat heeft een waardige, meer dan media-culturele en ‘belevingsrijke’ opvolger gekregen: een podium voor kunst en cultuur, met goede koffie. Voor de overhandiging van het boek aan de Arnhemse burgervader stelde Piet Venhuizen mij een reeks vragen, die na alle schrijverijen bijna even gemakkelijk te beantwoorden waren als de openingsvraag aan het zeer geïnteresseerde publiek. Waar doet ‘Hakke Wieke Zole’ u aan denken? Binnen een seconde riep de langste toehoorder, ‘Sleetje rijen’ waarna ik de etymologie mocht proberen te verklaren. Hakken en zolen overtuigden de toehoorders, maar ‘Wieke’ voor wijken kennelijk (nog) niet.

Korte vragen en lange(re) antwoorden (Foto: Rene Wouters)

De vragen van Piet Venhuizen betroffen diverse personen, die in het voorwoord en de columns van het boek genoemd worden: Bronbeker Flip de Fluiter, melkboer Jan Raatman van de Paasberg, burgemeester Chris Matser en filosoof Fons Hermans. Hij vergat onbewust kunstpaus Pierre Jansen, die in het boek ook aan de orde komt, en Ben Overmaat: leraar Nederlands, die in 1949 op het KGL mijn liefde voor het schrijven aanwakkerde. Zijn zoon en naamgenoot meldde zich meteen na de boekpresentatie met het verzoek om een exemplaar te signeren. Dat signeren – voor echte schrijvers wellicht de gewoonste zaak van de wereld – is een aparte belevenis. Vrijwel alle verzoeken om een hand- en dagtekening gaan gepaard met gelukwensen en verhalen, van familie en vrienden, maar ook van mensen, die ik nooit eerder had ontmoet. Stad en omgeving overbruggen afstanden, ook in de tijd.

Signeren: een vak apart. Walter Jansen - eigenaar van het Colofon - geeft de auteur aanwijzingen (Foto: Rene Wouters)

Signeren: een vak apart. Walter Jansen – eigenaar van het Colofon – geeft de auteur aanwijzingen (Foto: Rene Wouters)

Het interview van de (ook spreek-) vaardige Gelderlanderjournalist bood ruimte voor allerlei herinneringen, van de Bedriegertjes bij Kasteel Rosendaal tot aan het optreden in de Buurtrevue op de Paasberg, van de eerste trolleybus tot aan de tweedehands legerfiets, waarmee ik Arnhem verkende. Gerrit Middelbeek en ik hadden trouwens over publiciteit niet te klagen, integendeel. De Arnhemse editie van De Gelderlander ruimde op donderdag 14 april 2016 twee pagina’s in voor een selectie van foto’s uit het boek, met een heldere toelichting; op zaterdag 16 april 2016 gevolgd door het al genoemde interview met de Nijmeegse ‘Ernemmer’, waarin zelfs de Ladder van Lansink en Knotsenburg werden genoemd. Gerrit Middelbeek mocht voor RTV Arnhem  het boek tonen en toelichten, onder meer met verwijzing naar de voor hem meest markante foto: een lange rij fietsers op de Rijnbrug.

Burgemeester Herman Kaiser aan het woord, voor de brede trap van Het Colofon (Foto: Rene Brouwer)

Burgemeester Herman Kaiser aan het woord, voor de brede trap van Het Colofon (Foto: Rene Brouwer)

De gasten van Het Colofon staken hun waardering voor  ‘Arnhem 1950-1960 Beelden van een stad tussen ooit en nu’ niet onder de stoelen en tafels van de verrassend mooie en ruime boekhandel. Tussen ooit en nu: die woorden brengen mij bij de hartelijke toespraak van Herman Kaiser, die de toehoorders verraste met de mededeling, dat een burgemeesterlijke toespraak op zondag – en nog in een winkel ook – een hoge uitzondering was. Maar hij voegde er in een adem aan toe, dat hij voor het boek, de samensteller en in het bijzonder de tekstschrijver graag een uitzondering maakte. Herman Kaiser bleek mij langer te kennen dan ik zelf wist. Hij was een twaalfde deel van zijn leven Nijmegenaar, tijdens zijn studie politicologie, een toen al ‘uitzonderlijk’ verschijnsel. Want een jonge CDA-er in een links bolwerk – de KU in de 70-er jaren – was een ongewoon verschijnsel.

Burgemeester Herman Kaiser met samensteller, tekstschrijver, boek en bloemen (Foto: Rene Wouters)

Burgemeester Herman Kaiser met samensteller, tekstschrijver, boek en bloemen (Foto: Rene Wouters)

Herman Kaiser boeide van het begin tot eind de gasten van Het Colofon met zijn verhaal: een aaneenschakeling van goede en steekhoudende argumenten om ‘Arnhem 1950-1960’ te kopen, in te zien en te lezen – bij voorkeur elke dag enkele pagina’s – en dan door te geven aan vrienden. Andere lezers en kijkers aansporen om het boek aan te schaffen, mocht natuurlijk ook van de burgemeester, die het nulde exemplaar aan het stadsarchief schenkt en het eerste zelf houdt. Want – zo zei hij – het boek met de historische foto’s van o.m. Wim Steffen, Dick Rene en Wim Jacquet en de teksten maken duidelijk, dat Arnhem  door de jaren heen haar aantrekkingskracht heeft behouden. De Arnhemmer, die Nijmegenaar is geworden levert het bewijs. Ik kan dat niet ontkennen. Integendeel. Hoewel de toekomst lonkt, blijft het verleden boeien, aan weerszijden van Rijn en Waal.

 

Ereprijs voor taalvirtuoos Hugo Camps

'Geluk is verdriet dat even uitrust': In gesprek met zichzelf kijkt interviewer en columnist Hugo Camps (72) terug op dertig jaar Elsevier (Bron: Elsevier, 4 maart 2016)

‘Geluk is verdriet dat even uitrust’: In gesprek met zichzelf kijkt interviewer en columnist Hugo Camps (72) terug op dertig jaar Elsevier (Bron: Elsevier, 4 maart 2016)

Een klein bericht in de NRC: Camps wint Jean Nelissen Award. Camps is de Belg Hugo Camps, de befaamde journalist, interviewer en vooral columnist, die al vanaf 1993 elke week zijn taalvirtuositeit ten beste geeft in de NRC. Ik begin de zaterdagkrant steevast met de columns van Youp van ’t Hek, Bas Heijne en Hugo Camps. De volgorde wordt bepaald door de toegankelijkheid: Youp van ’t Hek is te vinden op de achterzijde van de krant, Bas Heijne op pagina twee, en Hugo Camps staat wat verscholen op de sportpagina’s, in het economiekatern. De drie begaafde NRC-columnisten paren inhoud aan zeggingskracht, en vorm aan stijl. Hun observaties zijn vrijwel altijd raak, de stellingen steeds verdedigbaar en de boodschappen niet mis te verstaan. Dat dat geldt voor Youp van ’t Hek en Bas Heijne spreekt bijna vanzelf, voor Hugo Camps wellicht wat minder, omdat zijn columns over sport gaan, in het bijzonder over voetbal en wielrennen. Toch verdient ook Hugo Camps, die via Elsevier – al dertig jaar – en NRC zijn buurlandgenoten bereikt, alle waardering. Elke keer wanneer ik zijn column lees, vraag ik me af hoe hij de fraaie zinnen, bijzondere uitdrukkingen en opvallende woorden vindt. Hij maakt op onnavolgbare wijze de lezer deelgenoot van zijn bewondering of afkeer, van zijn verwondering of twijfel. Hugo Camps verdient voluit de Jean Nelissen Award, de ereprijs met de naam van een van de beste wielerjournalisten, die Nederland ooit gekend heeft.

Knipsel uit NRC - Maandag 11 april 2016

Knipsel uit NRC – Maandag 11 april 2016

De aankondiging van de uitreiking van de ereprijs – op zaterdag 16 april 2016 in Maastricht, aan de vooravond van de Amstel Goldrace – doet mij terugdenken aan een voorval in Amerika, na de uitschakeling van het Nederlands Elftal op het WK Voetbal in 1994. Na de op 9 juli 1994 met 3-2 verloren kwartfinale tegen Brazilië in het Cotton Bowl Stadion in Dallas stond ik in het bijzijn van enkele andere leden van de KNVB-delegatie te praten met Frank Rijkaard. Het was ondanks de nederlaag een ontspannen gesprek met een van de Nederlandse topspelers. Plotseling zei Frank Rijkaard, dat hij moest vertrekken. Achteraf bleek, dat Frank geen zin had in een gesprek met Hugo Camps, die op ons af kwam, kennelijk om hem wat vragen te stellen. Ik kon me Franks terughoudendheid voorstellen, omdat ik zelf enkele maanden eerder door Hugo Camps in Elsevier op de hak was genomen, als de politieke boboo die zich zonodig als sportbestuurder moest manifesteren. Desondanks – of misschien juist daardoor – ben ik door de jaren heen Hugo Camps als journalist en columnist blijven volgen, als liefhebber van zijn taalvirtuositeit, maar ook als bewonderaar van zijn inhoudelijke stellingname.

Premier Dries van Agt bij Tour de France met Zoetemelk (Raleigh) (Foto: Cor Vos ©1981)

Premier Dries van Agt bij Tour de France met Zoetemelk (Raleigh) (Foto: Cor Vos ©1981)

De afstand kennend tussen Hugo Camps en politieke bobo’s is het verrassend, dat Dries van Agt, oud-politicus en in zekere zin een van mijn politieke leermeesters de Jean Nelissen Award aan Hugo Camps uitreikt. Zou de voor- en naliefde van Dries voor het wielrennen betekenen, dat hij voor Hugo Camps geen bobo is? Waardeert de schrijver de oud-premier voor zijn onbetwiste taalvaardigheid? Of zijn er andere redenen, waarom de ontmoeting in Maastricht hartelijk zal uitpakken? Hoe het ook zij: in de wielersport en de taalkunstenarij delen de oud-politicus en de schrijver ongetwijfeld elkaars kwaliteiten. Ik herinner me overigens – bijna als de dag van gisteren – dat ‘amice’ van Agt op de Grote Markt in Nijmegen het startschot loste voor een van de etappes van de Ronde van Nederland. Het was op 14 augustus 1978. Wij konden toen niet vermoeden, dat bijna 38 jaar later diezelfde Grote Markt een voorname rol zou gaan spelen in de Giro d ‘Italia. Wanneer Hugo Camps en Dries van Agt op op 7 mei 2016  – een nu al gedenkwaardige dag – in Nijmegen zijn – wie weet – dan ga ik met hen in Café Goossens op de Grote Markt een ‘pintje vatten’. Of een goed glas wijn. Wie weet?

 

Hakke-Wieke-Zole en Houten Blokken

 (Onbekende fotograaf - Gelders Archief 17136

Waar staat de man met hoed? (Onbekende fotograaf – Gelsers Archief 17136)

De presentatie van ‘Arnhem 1950-1960 – Beelden van een stad tussen ooit en nu’ staat voor de deur. Op zondag 17 april 2016 om 15.00 uur overhandigen samensteller Gerrit Middelbeek en tekstschrijver Ad Lansink in Boekhandel Het Colofon  burgemeester Herman Kaiser het eerste exemplaar. Wie wat bewaart, heeft wat, zo heet het vaak. Dat geldt ook voor het Gelders Archief, waaruit de foto’s van Wim Steffen, Dick Renes, Wilhelmus Jaquet en enkele anonieme fotografen afkomstig zijn. De fraaie, soms zelfs mysterieuze zwart-wit-beelden spreken voor zich, hoewel een topografische aanduiding de kijker enig houvast biedt bij het koppelen van tijd en plaats aan de omstandigheden van vroeger, vandaag en morgen. In de afgelopen zestig jaar heeft ook Arnhem veranderingen ondergaan, zo leren de foto’s uit de jaren van wederopbouw. Maar de beelden tonen ook de verbinding tussen verleden, heden en toekomst.

Fotograaf: Dick Renes - Gelders Archief 17912

Wat doen deze werklieden, en waar? (Fotograaf: Dick Renes – Gelders Archief 17912)

Gerrit Middelbeek vroeg mij in het najaar van 2015 naast een voorwoord een reeks minicolumns te schrijven om de foto’s van een persoonlijk commentaar te voorzien. Dat leek een pittige opgave voor een oud-Arnhemmer, die al meer dan vijf decennia in Nijmegen woont, en intussen vaker de wedstrijden van NEC heeft bezocht dan zijn vader die van Vitesse. Maar bij het bekijken van de indrukwekkende reeks zwart-wit-beelden kwamen de herinneringen aan de schooljaren – de Frater Andreasschool, daarna het Katholiek Gelders Lyceum – weer helemaal terug. Ook de talrijke fietstochten in en om Arnhem boden meer dan genoeg aanknopingspunten voor reflecties op wat in de vijftiger jaren in de stad aan de Rijn te beleven was. De titels van sommige columns – Rijnkade, Willemsplein – maken de lezer meteen wegwijs. Andere titels laten veel, zo niet alles te raden over. Wat te denken van ‘Hakke-Wieke-Zole’, ‘Houten Blokken’ of ‘Een keer wassen is genoeg’?

Fotograaf: Dick Renes - Gelders Archief 7909

Wat richten deze bouwvakkers op? (Fotograaf: Dick Renes – Gelders Archief 7909)

Wie zonder de tekst gelezen te hebben – dus nog voor de boekpresentatie op 17 april 2016 – mij weet te melden, waar deze titels op slaan, verdient een eervolle vermelding. Datzelfde geldt voor de drie foto’s bij dit bericht. Deze, toevallig sterk uiteenlopende foto’s zijn ook opgenomen in ‘Arnhem 1950-1960’ – Beelden van een stad tussen ooit en nu’. Het zijn typerende foto’s, die mij te denken gaven voordat ik kennis had kunnen nemen van de topografische informatie van het Gelders Archief. Actuele aanknopingspunten zijn er wel, maar onvoldoende, omdat de tijd niet stilstaat, en elk mensenleven eindig is. Toch ben ik benieuwd naar de herkenbaarheid van beelden, die uit de naoorlogse geschiedenis van Arnhem niet zijn weg te denken. Wie voor – maar uiteraard ook na – de boekpresentatie wat te melden heeft over de tijd tussen vroeger en later, tussen ooit en nu, weet mij waarschijnlijk wel te vinden.

Rondje Cannenburch

Op weg naar Kasteel Cannenburch in Vaassen (Foto: Ad Lansink)

Op weg naar Kasteel Cannenburch in Vaassen (Foto: Ad Lansink)

Wandelen met Pasen: een oude gewoonte kwam tot leven. De winderige maar zonnige Eerste Paasdag bleek een mooie gelegenheid om met het familiedeel, dat op de Veluwe is gehuisvest, naar en om het befaamde optrekje van een nog befaamder Gelderse veldheer te wandelen: Kasteel Cannenburch, een statig slot van drie verdiepingen,  dat Maarten van Rossem in 1543 liet bouwen op de resten van een nog ouder bouwwerk. Volgens oude documenten werd al in 1365 in Vaasen een kasteel, of wat daar destijds voor door mocht gaan, opgetrokken.

Plattegrond Kasteeltuin Cannenburch (Bron: Geldersch Landschap en Kasteelen: www.gkl.nk)

Plattegrond Kasteeltuin Cannenburch (Bron: Geldersch Landschap en Kasteelen: www.glk.nl)

De ‘Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen’ kocht het kasteel in 1951 voor een symbolisch bedrag van de Staat, die het imposante bouwwerk na de oorlog in beslag had genomen. Na het geslacht Isendoorn, familie van veldheer Maarten van Rossem, waren Eduard baron van Lynden en de Duitse schilder Richard Cleve eigenaar van het in verval geraakte kasteel. Cannenburch was het eerste monument van de Stichting Gelders Landschap en Kasteelen, dat voor het publiek werd opengesteld. Tussen 1975 en 1981 werd het kasteel grondig gerestaureerd en opnieuw ingericht.

Ans Lansink kijkt vrolijk maar moet kennelijk niet veel hebben van de onverschrokken veldheer (Foto: Ad Lansink)

Ans Lansink kijkt vrolijk maar moet niet veel hebben van de onverschrokken veldheer (Foto: Ad Lansink)

Maarten van Rossem, de krijgshaftige veldheer heet – in brons gegoten – de bezoekers van de fraaie kasteeltuin  welkom, op een bank, die uitnodigt voor een hartelijke ontmoeting met de man, die op talloze plaatsen geschiedenis heeft geschreven. Niet altijd even zachtzinnig, maar dat doet er eeuwen later weinig meer toe. Hij vocht voor Karel van Egmont en Willem van Gulik,  Berg en Dal en Kleef – hertogen van Gelderland –  in hun strijd tegen keizer Karel V om de onafhankelijkheid van Gelderland.

Detail Duivelshuis in Arnhem (Fotograaf onbekend - Gelders Archief nr 698)

Detail Duivelshuis in Arnhem (Fotograaf onbekend – Gelders Archief nr 698)

Maarten van Rossem kon bogen op heel wat wapenfeiten, waaronder de verovering van Arnhem en Rhenen. Hij kende krijgslisten en wist hoe hij moest plunderen. Dat opportunisme hem niet vreemd was, bleek uit de overgang naar zijn oude vijand. Na de ondergang van het Hertogdom Gelre vocht hij de laatste jaren van zijn leven in dienst van keizer Karel V tegen Frankrijk. Maarten van Rossem heeft niet lang van zijn slot kunnen genieten. Hij overleed in 1555 na besmet te zijn geraakt met de pest. Ook in Arnhem herinnert een bijzonder bouwwerk aan Maarten van Rossum: het Duivelshuis. De vraag of de duivel het markante pand voor het oorlogsgeweld van 1944 had behoed, kon mijn vader in 1947 niet beantwoorden. Later leerde ik, dat het bouwwerk zijn naam dankt aan de saterbeelden op de gevel.

Wel 'lieverdjes' : Femke Nijhuis en Amy en Vera Bolck voor de oude watermolen (Foto Ad Lansink)

Wel ‘lieverdjes’ : Femke Nijhuis en Amy en Vera Bolck voor de oude watermolen (Foto Ad Lansink)

Dat Maarten van Rossum, die het huis had laten bouwen, geen lieverdje was zou bevestiging vinden in de naam van het Duivelshuis. Het woord ‘duivel’ zou slaan op het karakter en de vechtlust van Maarten, die zelfs in Den Haag uit stelen was geweest. Met stropen ‘verdiende’ geld gaf hij uit aan beeldhouwers en andere ambachtslieden. Het verhaal gaat, dat hij als tegenwicht tegen de Eusebiuskerk de kunstenaars opdroeg  de gevel op te sieren met saters. Dat verhaal zou geloofwaardig zijn, ware het niet, dat sommige onderzoekers in de beelden historische figuren ontdekten. Het Duivelshuis blijft even mooi als mysterieus, zij het onvergelijkbaar met Maarten’s  kasteel in Vaassens.

Deel van de Slingervijver: op de achtergrond Kasteel Cannenburch (Foto: Ad Lansink)

Deel van de Slingervijver: op de achtergrond Kasteel Cannenburch (Foto: Ad Lansink)

Terug naar Kasteel de Cannenburch en de uitgestrekte kasteeltuin, die een bezoek meer dan waard is. Het imposante bouwwerk met de even fraaie bijgebouwen markeert de grandeur van de 16e eeuw. Maarten van Rossum bracht de stijl van de renaissance naar Gelderland,  door het beeldhouwwerk aan de gevel, maar ook door het aanbrengen van frontons: bekroning boven ingangen en vensters. De torenspitsen van het kasteel geven het bouwwerk een aparte uitstraling. Dat geldt ook voor de kasteeltuin, die ongetwijfeld van kleur verschiet in de vier jaargetijden.

'Bolcken' op de terugweg: vader, zoon, echtgenote en tante (Foto: Bert Jan Nijhuis)

‘Bolcken’ op de terugweg: vader, zoon, echtgenote en tante (Foto: Bert Jan Nijhuis)

De Paaswandelaars van 2016 zagen nog geen uitbundige kleuren. De lente deed zich nog niet voelen.  Het ontbreken van groen gebladerte maakte wel de spanning tussen de rechte lijnen van het park en de contouren van de slingervijver zichtbaar.  Een tastbare herinnering aan de gloriejaren van het 24 ha grote landgoed met zijn natuurlijke beken en hand gegraven sprengen is de enige watermolen, die is overgebleven van de twintig exemplaren in de naaste omgeving van het kasteel. De eenvoudige watermolen is – naast het indrukwekkende voorplein van Kasteel Cannenburch – een mooie achtergrond voor bezoekers, die willen weten enkele uren op een historische plaats vertoefd te hebben.

DSC03307

Het Kersendijkje bij Kasteel Cannenburch in Vaassen (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Op de terugweg rest de tocht door het befaamde Kersendijkje, hooguit twee honderd meter lang (of kort, natuurlijk) maar karakteristiek voor Vaassen en haar bijzondere kasteel: het tijdelijk huis van een  bijzondere man. Maarten van Rossem was – als geschreven – geen lieverdje, maar heeft naast zijn naam en de talloze verhalen over zijn belevenissen fraaie bouwwerken nagelaten.

Dank aan Geldersch Landschap en Kastelen en aan Maarten van Rossem (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Dank aan Geldersch Landschap en Kastelen en aan Maarten van Rossem (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Wie meer wil weten over het boeiende leven van krijgs-, veld- en bouwheer Maarten van Rossem verwijs ik graag naar deel V van het Biografisch Woordenboek Gelderland, waarin Jan Kuys het een en ander heeft opgetekend over de vroegste bewoner van Kasteel Cannenburch. De auteur tekent daar wel bij aan:  ‘Ondanks zijn grote bekendheid in heden en verleden weten we weinig over de persoon van van Rossem. Persoonlijke documenten of getuigenissen over zijn persoonlijkheid zijn vrijwel niet bewaard gebleven. Geschriften heeft hij niet nagelaten’. Bouwwerken dus wel, gelukkig maar.

 

 

 

 

 

 

 

Bedreigen ‘sprinkhanen’ Attero?

Recycling 'gefragmenteerde groeimarkt' (Foto: Pascal Vyncke, www.seniorennet.be)

Recycling ‘gefragmenteerde groeimarkt’ (Foto: Pascal Vyncke, www.seniorennet.be)

Twee jaar geleden schreef ik in Recycling Magazine Benelux een kritische column over het besluit van de Attero-aandeelhouders om de met publieke middelen gefinancierde afvalonderneming te verkopen aan Waterland, een private-equity-zaak, die bekend staat om het aankopen en weer verkopen van bedrijven. De overdracht van Attero aan Waterland, naar eigen zeggen ‘actief in gefragmenteerde groeimarkten’, riep allerhande vragen op. Passen afvalbeheer en recycling wel in het portfolio van Waterland? Is de interesse in afvalverwerking tijdelijk of blijvend? Was Attero niet meer waard dan de €170 mln euro, die Waterland betaalde voor het bedrijf, dat om meer dan historische redenen van betekenis was en is voor duurzaam afvalbeheer? Zou Waterland het risico van de nazorg op stortplaatsen volledig overnemen? Zou Waterland gelet op zijn ‘track record’ afvalverwerking, recycling en ketenbeheer tot in lengte van jaren waarborgen? Rob Thielen, CEO van Waterland, zag goede mogelijkheden voor groei, via inzet van scheidingstechnologieen en internationalisatie. Het deed mij denken aan het optimisme van Ruud Sondag, toen hij de Van Gansewinkelgroep bestuurde voor nog befaamder private-equity-partners.

VAM Compost : karakteristieke blikvanger van Attero in Wijster (Bron: www.afvalonline.nl)

VAM Compost : karakteristieke blikvanger van Attero in Wijster (Bron: www.afvalonline.nl)

Attero-topman Pierre Vincent hechtte in 2013 terecht veel waarde aan continuïteit en werkgelegenheid. Maar die trefwoorden pleitten – zo schreef ik –  voor aansluiting bij in afvalbeheer gespecialiseerde ondernemingen. Private-equity-bedrijven zien vaak hun aankoop als een tijdelijke investering, die vroeg of laat te gelde moet worden gemaakt. Waterland gaf begin 2014 te kennen, dat bij noch na de aankoop schulden zouden worden overgeheveld naar Attero. Dat de aankoop uit het eigen vermogen van Waterland werd betaald, was mooi maar blijkt achteraf geen geruststelling. Integendeel. Want onlangs meldden RTV Drenthe en FNV, dat als gevolg van winstmaximalisatie en superdividenden de motivatie van de medewerkers behoorlijk is aangetast. Voor innovatie – broodnodig in de boeiende wereld van het afvalbeheer – dreigt een tekort aan middelen. Conclusie: Attero krimpt, terwijl groei en continuïteit waren beloofd.

Over voetafdruk gesproken AL

Attero verdient een betere en goed onderhouden route naar een duurzame toekomst (Foto: Ad Lansink)

Intussen raken de bedrijfsreserves uitgeput door de uitkering van superdividend tot een bedrag van €183 mln, ruim boven de som die Waterland betaalde voor de aankoop van Attero. Volgens FNV is voor de  betaling van het superdividend maar liefst €49,9 mln onttrokken aan de voorziening voor nazorg van stortplaatsen. Bedenkelijk nieuws, dat het beeld van ‘sprinkhanen’, negative koosnaam voor private-equity-bedrijven, bevestigt. Twee jaar geleden leek het erop, dat Waterland in Attero een duurzame kernactiviteit zou zien, een serieuze deelneming gedurende een lange reeks van jaren zonder de dreiging van voortijdige vervreemding. Die hoop lijkt begraven onder de stortplaatsen van Attero. De vroegere aandeelhouders wisten volgens Waterland, dat de nieuwe eigenaar €85 mln van de reserves zou overhevelen naar eigen rekening. Of die publieke aandeelhouders ook weet hadden van het instrument – het superdividend – is onzeker. De oude eigenaren – gemeenten en provincies –  zijn als verkoper medeverantwoordelijk voor de (onzekere?) toekomst van Attero.  De tijd zal leren, of oude en nieuwe aandeelhouders ‘sprinkhanen’ zijn. De plaag is nog niet voorbij.