Rondje Papenberg (bij Kleef)

Grabmal Johan Mauritz von Nassau-Siegen aan de voet van de Papenberg bij Kleef (Foto: Sophie van Kempen)

Naar de graftombe  van Johan Maurits van Nassau, de Braziliaan
Wie  onverwachte dingen wil ontdekken, moet af en toe de grens oversteken. Ten oosten van Nijmegen kan dat op vier plaatsen, voet- en fietspaden bij Leuth en Grafwegen niet meegeteld. In Millingen aan de Rijn lonkt Bimmen, eerste dorp op de weg naar Keeken, Rindern en Kleef. De grensovergangen op de N325 tussen Beek en Wyler, en tussen Berg en Dal en Wyler verwerken aanzienlijk meer verkeer. Groesbekers nemen de Cranenburchsestraat naar Kranenburg, de oude bedevaartsplaats met de fraaie St Peter und Paul uit de 15e eeuw.Twee kilometer verder ligt het Kranenburger Bruch, bekend om zijn kraanvogels en rietland. Tot Kleef biedt de stuwwal ten zuiden van Bundesstrasse 9 volop mogelijkheden voor stilte wandelaars. Kleef is trouwens ook de moeite meer dan waard, om het Kurhaus Museum, de Zoo en het gezellige centrum met de Stiftskirche en de befaamde Schwanenburg.

Rondje Papenberg: start bij Bergerie, volg Uedemerstrasse tot bospad naar het ‘Grabmal’ (klik voor vergroten)

Grabmal bij Berg und Tal
Verder oostwaarts zijn Kalkar en Xanten met hun bijzondere kerken onbetwiste trekpleisters, en op weg daarheen het opvallende Schloss Moyland, het museum, waar kunstliefhebbers hun hart kunnen ophalen aan wisselexposities en aan de verzameling en het archief van de befaamde Duitse kunstenaar Joseph Beuys. Een klein en onverwacht kleinood ligt dichter bij Nijmegen, verscholen in een klein bosgebied op een uitloper van de stuwwal, tussen Kleef en Bedburg Hau, op een steenworp afstand van Hotel Berg und Tal. Jaren geleden zag ik daar in het voorbijrijden op enige afstand van de weg naar Kleef enkele potten op een muur, die – zo dacht ik – bij de tuin van het hotel hoorde. Niets leek later minder waar.

Ijzeren potten op stenen muur: deel van ‘Grabmal’ (Foto: Sophie van Kempen)

Johan de ‘Braziliaan’
Pas onlangs ontdekte ik via een Duitse reisgids, dat de reeks potten horen bij een meerdelig grafmonument, dat Johan Maurits van Nassau-Siegen (Dillenburg, 1604 – Kleef, 1679) een jaar voor zijn dood heeft laten oprichten in het bos langs de Uedemerstrasse. Johan Maurits was graaf (1606-1652) en vorst (1652-1679) van Nassau-Singen. Als gouverneur-generaal van Nederlands Brazilie (1636-1644 verwierf hij de bijnaam de Braziliaan. De Duitse graaf, die ook nog stadhouder van Kleef was, had een bewogen leven achter de rug toen hij in zijn geliefde Berg und Tal stierf. Johan Maurits rust overigens niet in de kolossale graftombe, maar is bijgezet in het familiegraf in Siegen.

Ans en Ad Lansink voor de stenen wand, waar o.m. Romeinse oudheden zijn ingemetseld (Foto: Sophie van Kempen)

Altaar- en wijstenen
Toch valt er veel te ontdekken aan het grafmonument, dat uit verschillende elementen bestaat: een zwarte graftombe, een fors uitgevallen stenen zerk met inscriptie, en een grote, halfronde muur waarop grote gietijzeren vazen zijn gemetseld. Aan de binnenzijde van het In 1929 herstelde stenen halfrond zijn nu replicas van Romeinse altaar- en wijstenen gemetseld, naast schalen en kruiken uit de 17e eeuw. De stadhouder van Kleef liet destijds de in de omgeving gevonden Romeinse oudheden inmetselen. Een tweetal kanonslopen, die zomaar uit de grond steken, leren dat het er in de tijd van Johan Maurits niet altijd vreedzaam aan toe ging. De liefhebber van echte spullen moet  voor de originele exemplaren naar het Landesmuseum in Bonn.

Sophie van Kempen test poorthoogte in stenen wand (Foto: Ad Lansink

Onopgeloste vragen
Johan Maurits van Nassau-Siegen moet wel een bijzondere man geweest zijn, niet alleen vanwege zijn adellijke komaf en internationale carrière, maar ook om zijn belangstelling voor kunst en cultuur. Hoe is anders zijn verzamelwoede te begrijpen? En wat is de verklaring voor zijn besluit om wel een ‘Grabmal’ te bouwen – met delen van zijn verzameling Romeinse oudheden – en vervolgens zijn lichamelijke resten te laten bijzetten in Siegen? Ook valt op, dat de kolossale grafton buiten de stenen gedenkmuur staat, en niet in het midden van het merkwaardige grafmonument. Misschien kunnen historici een antwoord vinden op de onopgeloste vragen, die de voormalige Kleefse stadhouder in de graftombe bij Berg und Tal heeft achtergelaten.

Zicht vanaf de Papenberg naar de Watering in het Klever Land (Foto: Sophie van Kempen)

Op naar de Papenberg
Het grafmonument is opgericht in een door bomen omgeven kuil, van waaruit een breed pad omhoog loopt, opnieuw langs een fraaie reeks bomen, naar wat de Papenberg heet: een uitloper van de stuwwal, met een prachtig uitzicht op een deel van het Klever Land. Hemelsbreed bedraagt de afstand tot het centrum van Kleef ongeveer 3,5 km. De Schwanenburg en de Stiftskirche steken hoog uit boven de stedelijke bebouwing, en zijn met het blote oog goed zichtbaar. Vanaf de Papenberg is ook de Watering zichtbaar, met de Kermisdahl een oude tak van de Rijn. Het bosgebied rond de Papenberg is niet groot, maar wel indrukwekkend door de relatief grote bomen.

Panorama richting Kleef vanaf de Papenberg (Foto: Sophie van Kempen)

 

Het ene jaar is het andere niet

Omzien en vooruitkijken op de grens van 2017 en 2018

Grote Markt in Brussel: in 2017 ‘lieu de memoire’: enthousiaste barman wilde ook het Stadhuis op de foto

Saamhorigheid telt: zo luidde een jaar geleden mijn Nieuwjaarswens, toen niet wetend, dat een goede gezondheid de ‘beste-wensen-lijst’ had moeten aanvoeren. Nog geen maand na de jaarwisseling voelde ik na luttele inspanningen korte, soms ook langere borstpijnen. Op andere ogenblikken sloeg moeheid toe, zonder aanwijsbare redenen. Een onverwacht kantelpunt. Had ik te veel tijd besteed aan Challenging Changes, het boek waaraan ik vanaf september 2015 was gaan werken? Sprak misschien de leeftijd een woordje mee, ondanks de oneliner allemachtig, allebei tachtig’? De bloeddrukmeter gaf met bovennormale waarden het begin van een antwoord. Bestrijding met de gebruikelijke geneesmiddelen hielp nauwelijks. Na een week slikken en meten volgde de verwijzing naar de cardioloog, die na bestudering van de hartfilm een snelle katheterisatie voorstelde. Dotteren bleek niet verantwoord, een in alle opzichten geslaagde open-hart-operatie wel.

Bloemen van het Prinsenconvent Knotsenburg bij de terugkeer uit het ziekenhuis (Foto: Ans Lansink)

Sinds 15 februari 2017 zorgen een viertal omleggingen van de kransslagader voor een opmerkelijk herstel. Wel was een langdurige hartrevalidatie nodig om het ritme van alledag weer eigen te maken. Pijnstillers behoorden in de eerste maanden na de operatie tot de dagelijkse levensbehoefte, net zoals allerlei lichaamsbewegingen:  lopen, fietsen en zelfs armtrainingen. Knotsenburg – carnaval in Nijmegen – moest ik in 2017 laten voor wat het was en zal blijven: een festijn voor de echte liefhebbers, die van dweilen en bier houden. Het bestuur van het Prinsenconvent had tijdens de Carnavalsvierdaagse wel aan mij en aan de andere zieke leden (Wiet I, Piet I, Jos I, Ronald III) gedacht, getuige de fraaie bos rozen, kort na de – achteraf snelle – thuiskomst uit het UMC Radboud.

Ans ziet uit over het Friese land, in de buurt van het Lauwersmeer (Foto: Ad Lansink)

Een trektocht met de Roadscout door Midden- en Oost-Europa zoals in 2014 en 2015 schoot er ook bij in. Gelukkig bleek een niet te lange tocht door Noord-Frankrijk wel haalbaar, naast een onverwacht geslaagd verblijf in het Friese Kollum, vlak bij het onvolprezen Lauwersmeer. Aanleiding was een duo-expositie van Marena Seeling en Coen Vernooij, die wij met een onverwacht bezoek wilden verrassen. De minicamping, even buiten het dorp (of is het een stad) bleek een mooi uitgangspunt voor fietsen in een omgeving, waar we nooit eerder geweest waren. Ans slaagde er wonderwel in met de vouwfiets zonder accu een behoorlijk grote afstand te overbruggen.

Sophie van Kempen en Ad Lansink bekijken drukproef van boekomslag (Foto: Leo Schrijver)

Met Challenging Changes kon ik in april 2017 weer verder Het leeuwendeel van het schrijfwerk was gelukkig klaar toen de hartklachten zich aandienden. Maar de afbeeldingen, figuren, tabellen, schema’s en noten vergden toch nog veel werk. Datzelfde gold voor de correctie van de vertaling en de eindredactie. Intussen zag ik met boekontwerpster Sophie van Kempen – steun en toeverlaat ook na mijn ziekte – de omvang van het boek groeien van de aanvankelijk geraamde 320 pagina’s naar 400 bladzijden. Dankzij de tijdige inschakeling van drukker DPN Rikken Print – in de persoon van Leo Schrijver – en boekbinderij Van der Burg kon Challenging Changes op de geplande datum van 11 oktober 2017 in Brussel worden gepresenteerd: na de geslaagde bypasses het tweede hoogtepunt voor 2017.

Ovedrbrengen van Ted Felen’s mozaïek naar het gebouw van Aqua Viva (Foto: Ad Lansink)

Van andere orde is een gebeurtenis, die ook de krant haalde: de verhuizing van Ted Felen’s immense mozaïek Nosos – Diagnosis – Therapeusis – Sanatio van de Hazenkamp naar Aqua Viva, het nieuwe zorgcentrum van de Jezuïeten aan de Heyendaelseweg in Nijmegen. Phoebe Felen vroeg mij na mijn operatie of ik een geschikte plaats wist voor het kunstwerk van haar vader na  de sloop van het Gezondheidscentrum aan de Vossenlaan. De gemeente zou de verhuiskosten betalen, wanneer het mozaïek in Nijmegen zichtbaar zou blijven. Na ampel beraad bleek plaatsing in Aqua Viva mogelijk. Dat de verhuizing niet zonder slag en stoot ging, laat zich raden. Dat ik voor het erfgoed van mijn oude vriend Ted Felen een plek wist te hebben, dank ik aan Ben Frie SJ, Eduard Kimman SJ en Tjeerd Jansen SJ.

Dankwoorden aan Jan Storm, inspirator van Challenging Changes (Foto: Sophie van Kempen)

Het ene jaar is inderdaad het andere niet. De uitlevering van Challenging Changes is vanzelfsprekend niet in enkele maanden beklonken. Ook het werk aan de gekoppelde website gaat gewoon door net zoals de boekpromotie in Nederland en daarbuiten. Nijmegen European Capital 2018 begint op 20 januari 2018 met een officiële plechtigheid in de Sint Stevenskerk, terwijl op 18 mei 2018 een groots ‘circulaire economie festival’ plaats vindt op het Honig Complex. Eduard Kimman SJ betrekt ook de Petrus Canisiuskerk in het Green Capital Project met een maandelijkse ‘groene preek’. Dat ik in die reeks de spits mag afbijten, geeft te (na)denken en te doen. Want preken is geen schrijven. Waarschijnlijk  bieden het Oude en Nieuwe Testament voldoende aanknopingspunten. Wat te denken van de boodschap van Jona, dat Ninive zou (kunnen) vergaan?

Ans Lansink-van Dam en Sophie van Kempen in het Kroondomein bij Uddel (Foto: Ad Lansink)

Het ene jaar is inderdaad het andere niet. Die open deur geldt ongetwijfeld ook voor het jaar, dat nu (bijna) verleden tijd is, en voor het jaar dat opnieuw met een (te grote?) vracht vuurwerk is ingeluid. De welgemeende goede wensen voor 2018 verbind ik met mijn grote dank aan alle vrienden en bekenden, die in 2017 inhoud hebben gegeven aan het elkaar vasthouden in goede en slechte tijden. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de staf en medewerkers van de afdelingen cardiologie en cardiochirurgie van UMC Radboud, en aan  de hele ploeg mensen, die Challenging Changes mede mogelijk hebben gemaakt: Jan Storm en de ‘Editorial Board’, Bart de Bruin en Michelle Kluiver (Dar), Leo Schrijver (DPN Rikken Print), boekbinderij van den Berg en tenslotte, maar niet op de laatste plaats: Sophie van Kempen en Ans Lansink-van Dam, die het ’thuiswerk’ soms inruilden voor de buitenlucht.  Kortom: vriendschap en verbondenheid alom.

 

 

Ad Stadhouders (1927 – 2017) geboren leraar en meer

Ad Stadhouders

Een geboren leraar, wel wat conservatief maar met een open mind voor vernieuwing en vooruitgang, soms eigenwijs maar ook creatief, aldus de zonen van Ad Stadhouders bij zijn uitvaart op 6 december 2017, luttele weken voor hij de gezegende leeftijd van negentig jaar zou bereiken. Tijdens een even sobere als indrukwekkende Eucharistieviering in een stampvolle Cenakelkerk op de Heilig Landstichting bewezen familieleden, oud-collega’s, vrienden, parochianen en kennissen de emeritus-hoogleraar in de submicroscopische morfologie de laatste eer. Zelf leerde ik bioloog Ad Stadhouders in 1964 kennen, toen ik na mijn promotie ging werken op het Instituut voor Pathologische Anatomie. Mijn gloednieuwe laboratorium huisde op de begane grond, naast de Afdeling Elektronenmicroscopie, waar Ad de scepter zwaaide. We kwamen elkaar dagelijks tegen, soms zelf meer dan een keer op een dag. De afstand werd met de week kleiner. Hoe het zo kwam, weet ik niet meer. Maar kennelijk had de wetenschapper ook oog voor andere mensen en andere zaken. Ad vroeg mij – het moet tussen 1965 en 1967 geweest zijn – hem op te volgen als voorzitter van het Stafconvent, de toen nog louter gezelligheidsvereniging van stafleden van de Katholieke Universiteit. Ik herinner mij bridgedrives, autorally’s en mislukte pogingen om van Cornerhouse Sint Anna – nu De 4 Heeren – een wekelijkse stamkroeg te maken. Dat Stafconvent zou enkele jaren later meegesleurd worden in de democratisering van de KU, en meewerken aan de befaamde ‘radenstructuur’.

Late herfst in Nijmegen

In 1969 kwam Ad Stadhouders op mij af met een vraag, die niets met ons werk te maken had. Eigenlijk was het geen vraag maar een stevige wens zo geen opdracht: of ik me namens de KVP kandidaat wilde stellen voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Ad had – hij was interim-voorzitter van de KVP-Afdeling Nijmegen – een verkiesbare plaats in petto. De KVP zocht na de befaamde nacht van Schmelzer nieuwe volksvertegenwoordigers om de neergang te stuiten. Een korte proeftijd in de zittende fractie bleek voldoende om mijn aarzeling, te overwinnen. Dat ik twaalf jaar later de wetenschap vrijwel volledig zou inruilen voor de landelijke politiek, kon ik in 1970 niet voorzien. Maar vast staat wel, dat Ad Stadhouders – overigens met oud-burgemeester Embere van Gils van Millingen en Groesbeek – een beslissende invloed heeft gehad op mijn latere levensloop. Waarschijnlijk ontdekte Ad Stadhouders in de jaren zestig al snel, dat wij het een en ander gemeen hadden, niet zozeer het leraarschap, wel de neiging om soms in de breedte te leven, en samen met andere mensen buiten het eigenlijke werk zaken op de rails te zetten. Dat daar dan allerhande voorzitterschappen het gevolg van zijn laat zich raden. Ad richtte in zijn geboorteplaats Gemonde de voetbalclub Irene op. In Nijmegen voelde hij meer voor tennis dan voor voetbal en hockey, ook al zag hij zijn kinderen met plezier die teamsporten beoefenen. Het voorzitterschap van tennisclub Swift was hem even lief als het langdurige vicevoorzitterschap van de parochie van de Heilige Landstichting. Zijn belangstelling voor kunst en cultuur zette hij om in de harde werkelijkheid bij de restauratie van zijn geliefde Cenakelkerk. Vanuit die mooie kerk werd Ad Stadhouders begraven op het fraaie kerkhof, waar meer vrienden hun laatste rustplaats hebben gevonden, net als mijn ouders. Een bezoek aan de begraafplaats zal mij herinneren aan de man, die – zonder het te beseffen – een beslissende invloed op mijn levensloop heeft gehad.

Groenewoud in de jaren 60

1961: Vierde flatgebouw aan de Jan Willem Passtraat met zicht op Valkenburgseweg

De organisatoren van de traditionele Buurtdag in Groenewoud hadden de bewoners gevraagd even terug te kijken naar de jaren zestig, meer dan een halve eeuw geleden, toen de wijk tussen de spoorlijn Nijmegen-Venlo en de Groesbeekseseweg pas korte tijd bestond.  Het toeval wil, dat ons Nijmeegse leven eind 1960 begon in de Jan Willem Passtraat. We betrokken daar de laatste van de vier flats. Vanuit ons appartement op de tweede woonlaag keken we uit op de spoorlijn naar Kleef en Venlo en op nieuwbouw van de Faculteit Wis- en Natuurkunde. Via het grote zijraam zagen we in de verte de Nebo en het Park Brakkestein.

2017: Flatgebouw Jan Willem Passtraat

Die toen redelijk moderne flatgebouwen maken nog altijd deel uit van het gevarieerde woningbestand van wat destijds Plan Groenewoud heette. Het woord plan is verdwenen net zoals de eendenfokkerij in de wat vreemde hoek tussen de Jan Willem Passtraat en de Heyendaalseweg. De ruim bemeten boerderij heeft plaats gemaakt voor het grote SSH&-complex Hoogeveld, dat in de loop van de jaren duizenden studenten moet hebben gehuisvest. Het Albertinum staat nog altijd recht overeind, hoewel de Dominicanen al jaren geleden hun fraaie kloostercomplex hebben verkocht en verlaten, in ruil voor een gemengde bestemming van woningen, bedrijven, collegezalen, tot een kinderdagverblijf toe.

1961: Slingerweg tussen Jan Willempasstraat en Driehuizerweg; op de achtergrond de oude brug over het spoor

Die eerste Nijmeegse jaren staan – ondanks de verhuizing naar Brakkestein in 1964 – nog altijd in ons geheugen gegrift. Het kostte Ans Lansink-van Dam dan ook weinig moeite om enkele herinneringen aan Groenewoud in de zestiger jaren op te halen en op te schrijven. De zoektocht naar foto’s leverde evenmin veel problemen op, zij het dat de kwaliteit van de zwart-wit-beelden te wensen overlaat. Kleurenfilms kwamen pas later in zwang, evenals betaalbare fototoestellen, waarmee serieuze opnamen konden worden gemaakt. Een Agfa Clack en een Werra: dat waren de eerste apparaten, waarmee we af en toe wat probeerden vast te leggen.

2017: Oude noch nieuwe brug over het spoor zichtbaar, wel winkelwagens voor SSH&-complex: superbe vorm van zwerfvuil

Toen we in begin 1981 na een verblijf van ruim zestien jaar in de Schepenenstraat in Brakkestein terugkeerden naar Groenewoud, was er behalve de komst van enkele puntdaken in de wijk zelf niet veel veranderd. Het stratenpatroon was ongewijzigd. Alleen de zandweg langs de grote tuin van het Albertinum was veranderd in een geasfalteerde weg: de Willem Schiffstraat, waar wij het huis op de uiterste punt van de wijk, vlak naast de vroegere PABO zijn gaan bewonen. Daar wonen we nog steeds, inmiddels aanzienlijk langer dan de Familie Jansen, die het huis in 1968 hadden laten bouwen.

1961: Winters beeld van de spoorlijn naar Kleef en Venlo

Tussen 1981 en 2017 veranderde er wel het een en ander.  Het aantal puntdaken aan de Van Haapsstraat en de zijstraten nam toe. Het SSH&-complex langs de spoorlijn ontnam het zicht op het noordelijke deel van Groenewoud. De spoorverbinding  naar Kleef werd vrijwel onmogelijk door het wegnemen van de rails. Het groen langs de spoorlijn ontnam voetgangers en wandelaars het zicht op het Park Brakkestein. De bewoners moeten het nu doen met het geluid van incidentele festivals in het park.

2017: Wat overeind bleef: de oude werkplaats, nu UBC Mercator

Herinneringen ophalen blijft een dankbare opgave, ook wanneer het de gebouwde omgeving betreft. Nijmegen onderging sinds de 60-er jaren grote veranderingen. De wijken aan de overzijde van het Maas Waal Kanaal kwamen tot ontwikkeling, en de Waalsprong lukte in meer opzichten, met de Spiegelwaal en een reeks bruggen als een in de 70-er jaren nog onverwachte toegift. Groenewoud bleef zichzelf maar zag wel hoe aan de overzijde van de spoorlijn de Radboud Universiteit een steeds grotere en veelal ook fraai ingerichte ruimte ging beslaan, tot en met het vroegere Berchmanianum. De bewoners van dat bolwerk van de Jezuïeten zijn nu de buren van de Brakkesteinse Sacramentijnen. Een goede buur is beter dan een verre vriend. Waarmee de cirkel naar de Buurtdag rond is.

 

 

Chaos in Zeister Bos?

Logo van de KNVB (Bron:.ANP - Koen van Weel

Logo van de KNVB (Bron:.ANP – Koen van Weel

Wat is er allemaal bij de KNVB aan hand? Chaos in Zeister bos? Begrijpelijke vragen van een vriend, die zich mijn vroegere functies bij de KNVB herinnerde. Ik kon die vraag niet echt beantwoorden, hoewel ik met stijgende verbazing de kranten had gevolgd. Het opstappen van Bert Oostveen, de verwikkelingen bij de trainersstaf van Oranje, de verongelijkte uitspraken van bondsvoorzitter Michael van Praag, de vertrouwensbreuk tussen de (meerderheid van) de Eredivisieclubs en de Raad van Commissarissen, het openbare optreden van ECV-directeur Jacco Swart, het plotselinge vertrek van RvC-voorzitter Johan Lokhorst, het zijn inderdaad feiten, die op een bestuurlijke chaos duiden. Maar wat ontbreekt, ook in de verhalen en commentaren van NOS, NRC en andere media is de diepere oorzaak van de wanorde bij de bond, die toch niets voor niets ‘Koninklijk’ heet. Welnu: die diepere oorzaak ligt in de ingewikkelde structuur van de KNVB, waarin het betaalde voetbal een zelfstandige plaats heeft. In mijn actieve -KNVB jaren – van 1982 tot 1990 als voorzitter van de KNVB-Afdeling Nijmegen en van 1990 tot 1996 als voorzitter van de Sectie Amateur Voetbal –  voelde ik al de grote afstand tussen amateur- en betaald voetbal. Gekscherend zei ik ooit tegen Martin van Rooijen, toen voorzitter betaald voetbal ‘Jullie hebben wel de centen, maar wij de leden’. Dat top- en breedtesport regelmatig botsten, was in het Bondsbestuur vaak te merken. Maar Bondsvoorzitter Jo van Marle – een aimabele man met ervaring en gezag – wist de tegenstellingen steeds te overbruggen. Ook zijn opvolger Jeu Sprengers lukte dat, ondanks het feit, dat door de verdere commercialisering van het betaalde voetbal de afstand tot het amateurvoetbal steeds groter werd.

KNVB-Beker (Bron:http://nl.askmen.com)

KNVB-Beker (Bron:http://nl.askmen.com)

Ik herinner me twee illustratieve voorvallen. De eerste, achteraf anekdotische gebeurtenis was de uitreiking van de KNVB-Beker 1993 in het Feyenoord Stadion. Jos Staatsen, toen voorzitter van het betaalde voetbal, stond erop, dat hij minister Hedy d’Ancona zou assisteren, hoewel het Bondbestuur mij had aangewezen als vervanger van de zieke Jo van Marle. De voorzitters van Ajax en Heerenveen – finalisten ivan 1993 – hadden volgens Harrie Been aangedrongen op mijn vervanging. Een snel protest leidde tot een compromis: Jos Staatsen en ik begeleidden de minister naar de middenstip van de Kuip. Weken later nodigde Riemer van de Velden mij uit voor een ‘avondje Herenveen’ – diner en wedstrijd – om te benadrukken dat het gebeuren in de Kuip niet aan zijn geest ontsproten was. Het tweede voorval vond plaats tijdens de WK 1994 in de Verenigde Staten. Jeu Sprengers, toen bondsvoorzitter kwam mij met gepaste trots melden, dat Prins Willem Aleander en Prins Constantijn naar de Citrus Bowl in Orlando waren gekomen om op 4 juli de achtste finale tegen Ierland bij te wonen. Maar delegatieleider Jos Staatsen wilde de prinsen niet aan Jeu en evenmin aan mij voorstellen. Ook in dat geval was een snel protest bij Harrie Been voldoende om het tij te doen keren. Ik zie Jos Staatsen nog verbaasd kijken, toen ik op de terugweg naar het hotel – overigens na een feestelijke ontmoeting met de Nederlandse en Ierse supporters in de cafés rond Orlando’s Church Street – in de bus van de ambassade tussen de prinsen mocht plaats nemen.

Orlando: 4 juli 1994 – (Toen nog Kroon-) Prins Willem-Alexaner feliciteert Stan Valkx met de overwinning op Ierland; links Jos Staatsen, voorzitter betaald voetbal

De NRC schreef enkele dagen geleden, dat twee keer eerder het vertrouwen in de RvC was opgezegd, met als gevolg het opstappen van Martin van Rooijen en later ook Jos Staatsen. Bedoeld werd natuurlijk het Bestuur Betaald Voetbal. In de jaren negentig was er geen RvC en evenmin een ECV: de gezamenlijke bv van de Eredivisieclubs, feitelijk Betaald Voetbal Organisaties. Hoe het met de verenigingen, clubs of BVO’s uit de Eerste en sinds 2016 Tweede Divisie gesteld is, weet ik niet. De website van de KNVB maakt dat evenmin duidelijk als de reden waarom het betaald voetbal (met een zware directie) een RvC heeft  – met een eigen reglement – en het amateurvoetbal een Raad van Toezicht plus een Ledenraad. Intussen staat wel vast, dat het vertrouwen in de RvC is opgezegd door de meerderheid van de Eredivisieclubs in een informele bijeenkomst op Schiphol – dus niet in Zeist – na een pittig beraad met de RvC. Jacco Swart, ECV-directeur en woordvoerder, wist niet goed raad met de vraag van de interviewer naar de positie Van Henk Kivits, ECV-voorzitter maar ook lid van de RvC.  Hoezo dan die afstand tussen ECV en RvC? Koppelde voorzitter Kivits niets terug naar zijn achterban? Had hij niets in te brengen? Of volgden de ontwikkelingen elkaar zo snel op, dat iedereen – ook het Bondsbestuur – wel achter de feiten aan moest lopen? Het Bondsbestuur kwam inderdaad pas laat uit de bestuurlijke schulp. Eerst bondsvoorzitter Michael van Praag, die zich alleen beklaagde over het feit dat hij niet tijdig was ingelicht over de directiewisseling van Oostveen – de Jong. Enkele dagen later stelde KNVB-vicevoorzitter Pier Eringa terecht vast, dat er nu echt iets moet gaan gebeuren. Ongetwijfeld is de binnen- en buitenwereld van de KNVB dat met hem eens. Probleem is wel, dat het bondsbestuur geen zeggenschap hebben over het betaalde voetbal. De structuur moet op de schop. De nadrukkelijke scheiding tussen amateur- en betaald voetbal is achterhaald. En afzonderlijke rechtspersonen voor divisies, puur om de commerciële belangen – lees: de verdeling van de gelden uit media en sponsoring – veilig te stellen ook. Eenvoudig zal het niet zijn. Maar kijkend naar de structuur van andere Europese voetbalbonden moet het toch mogelijk zijn om de KNVB om te vormen tot een transparante organisatie met zeggenschap en verantwoordelijkheid van alle geledingen. Misschien kan een commissie van goede diensten de knopen ontwarren, en een nieuwe structuur ontwerpen, in Zeist, niet op Schiphol.

 

 

H.J.A. Hofland (1927 – 2016) de journalistiek voorbij

H.J.A. Hofland overleed op 21 juni 2016 op 88-jarige leeftijd (Bron: www.nos.nl)

H.J.A. Hofland overleed op 21 juni 2016 op 88-jarige leeftijd (Bron: www.nos.nl)

Het bericht, dat Henk Hofland op 21 juni 2016 in zijn slaap was overleden, verraste mij. Hoewel zijn NRC-columns, ook die van zijn alter ego S. Montag, soms ontbraken, leek hem zo niet een eeuwig dan toch een heel lang leven gegund. Wat zou de eminente journalist, romanschrijver, columnist, essayist en commentator de komende weken geschreven hebben over de kort voor het referendum nog ongedachte Brexit, waarmee een krappe meerderheid van het Engelse volk afscheid gaat nemen van de Europese lotgenoten. Zou Henk Hofland de lijnen van zijn eerdere beschouwingen over de tijd na ‘nine-eleven’ en Pim Fortuin doortrekken? Waarschijnlijk wel. Want hij paarde consistentie aan visie, geloofwaardigheid aan inzicht, maatschappelijke betrokkenheid aan jarenlange ervaring in het spanningsveld van samenleving, media en politiek. Hij was belezen maar bleef ook nieuwsgierig: ‘Als je iets niet weet: opzoeken’ leerde hij van zijn vader. In de NRC – de krant die hij sinds zijn invallerschap bij het Handelsblad – zijn leven lang trouw is gebleven, schreef Hubert Smeets ‘Tolk en criticus van weldenkend Nederland’: een uitvoerige, niet te evenaren necrologie. Vrij Nederland bood redacteur Jeroen Vullings – biograaf van H.J. A. Hofland – de ruimte om op zijn eigen wijze het boeiende leven en werk van de ‘journalist van de eeuw’ – het terechte eerbetoon van zijn vakbroeders in 1999 –  te belichten.

Tegels lichten: omslag van het boek, dat volgens Hubert Smeets een ommekeer betekende voor het leven van Henk Hofland

Tegels lichten: omslag van het boek, dat volgens Hubert Smeets een ommekeer betekende voor het leven van Henk Hofland

Zelf ontmoette ik Henk Hofland voor de eerste keer op 9 mei 1986 bij Welingelichte Kringen, het befaamde VPRO-radioprogramma dat in de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw wekelijks vanuit het Amsterdamse Arti werd uitgezonden. Een viertal journalisten en schrijvers – Hugo Brandt Corstius, Harry van Wijnen, Henk Hofland en Joop van Tijn – namen daar op het eind van de vrijdagmiddag de week door. Zij discussieerden over de samenleving als geheel en over de politiek in het bijzonder. De gast van de week – af en toe een politicus uit het ‘verre’ den Haag – werd stevig aan de tand gevoeld, maar kreeg ook een faire kans om zijn vege lijf te redden. Ik herinner me de pittige vragen over kernenergie. Henk Hofland viel op door zijn heldere standpunten, zijn fabuleuze kennis, zijn onmiskenbare eruditie en zijn herkenbare, warme, soms wat krakende stem. Toen gespreksleider Joop van Tijn en zijn collega’s weigerden te verkassen naar de VPRO-studio in Amsterdam – Arti was voor de mannen van Welingelichte Kringen heilige grond – werd halverwege 1997 met enige luister de laatste uitzending uit de kunstenaarssocieteit gevierd. Met enkele andere gasten mocht ik erbij zijn, een eer op zich. Het werd een bijzondere uitzending, gevolgd door een mooi afscheidsfeest: een vreemde mix van vreugde en verdriet. Enkele weken later interviewde HP De Tijd Henk Hofland, over het verdwijnen van Welingelichte Kringen. Hij vertelde de redacteur tot mijn verrassing, waarom hij het VPRO-programma zou missen. ‘Daar trof ik gelukkig politici als Ad Lansink’. Mijn bewondering mengde zich met verwondering.

Henk Hofland toont met gepaste trots de PC Hooftprijd (2011) (Bron: Trouw)

Henk Hofland toont met gepaste trots de PC Hooftprijd (2011) (Bron: Trouw)

Een klein jaar later kwam ik Henk Hofland weer tegen. In Almere zou hij de Vereniging van Oud Tweede Kamerleden op vriendelijke wijze de les lezen. Vanaf het podium zwaaide hij mij toe, voordat hij de oud-parlementariers liet genieten van zijn wijze woorden over de nationale en internationale politiek. Na afloop haalden we herinneringen op aan Welingelichte Kringen, en de gedeelde waardering voor onze bijdragen aan dat programma, ondanks de kritische, soms zelfs vijandig lijkende omgeving. Weet, zo zei de man, die tegen wie ik bleef opkijken, dat je niet voor niets aardig wat keren bent uitgenodigd om naar Arti te komen. De redactie wist, dat je altijd wat te vertellen had, ook wanneer plaagstoten de overhand kregen. Die woorden zijn mij bijgebleven. De bijdragen van Henk Hofland in de NRC ben ik blijven lezen, tot de laatste toe. Zijn  oeuvre markeert de grote inbreng van de man, die in 2011 de PC Hooftprijs ontving na al eerder op meer plaatsen geëerd te zijn. H.J.A. Hofland was meer dan journalist of zoals hij zelf placht te zeggen stukjestikker. Hij ging de nieuwgierigheid achterna, de journalistiek voorbij, de politiek te boven. De tijd is rijp voor nieuwe ‘Tegels Lichten’. Zou ooit iemand Henk Hofland kunnen evenaren, deductief of inductief?

Rondje Noorderheide

Wandelen tussen Elspeet en Vierhouten. De rode lijn markeert de rondwandeling vanuit Vierhouten naar Tonnetjesdelle em Bovenmeer. De waterwerken van D.G. van Beuningen zijn te voet of met de fiets te bereiken via de parkeerplaats op de Elspeterbosweg.

Tussen Elspeet en Vierhouten markeert de rode lijn de rondwandeling van 9,5 km vanuit Vierhouten naar Tonnetjesdelle en het Bovenmeer. De waterwerken van D.G. van Beuningen (blauwe lijn) zijn te voet of met de fiets ook te bereiken via de parkeerplaats op de Elspeterbosweg (pictogram auto).

Op zoek naar de waterwerken van Daniel George van Beuningen

Kenners van de Veluwe weten ongetwijfeld waar de Noorderheide ligt, en waarom dit uitgestrekte bos- en heidegebied ten oosten van de weg tussen Elspeet en Vierhouten de moeite van een bezoek meer dan waard is. Gerrit Middelbeek, die ons voor een wandeltocht over een deel van de Noorderheide had uitgenodigd, raakte zelf bij toeval betrokken bij het voormalige landgoed van Daniel George van Beuningen (1877-1955), dat sinds 1982 van Staatsbosbeheer is. Tijdens een fiets- en zoektocht naar de ’36 bunder’ – een heidegebied in het Kroondomein waar zijn oom tijdens de bezetting in 1944 en 1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken was bij wapendroppings – zag en hoorde hij plotseling op betrekkelijk korte afstand mensen, die kennelijk aan het werk waren.

De droge Beek in de vallei van Landgoed Noorderheide; rechts de zandweg naar de piramide (foto: Ad Lansink)

De droge Beek in de vallei van Landgoed Noorderheide; rechts de zandweg naar de piramide (foto: Ad Lansink)

Gerrit’s nieuwsgierigheid bracht hem in contact met vrijwilligers van de Werkgroep Noorderheide, die vlak bij de grens van Kroondomein het Loo bezig waren met het herstel van de waterwerken van D.G. van Beuningen, een beeksysteem van gemetselde waterlopen en kunstmatige vijvers in het valleideel van het oude landgoed. Zijn aanbod om een handje te helpen werd in dank aanvaard. Enkele weken later al was hij lid van de Werkgroep Noorderheide, die in 2008 vanuit de Heemkundige Vereniging Nuwenspete te Nunspeet is opgericht met het doel om de waterwerken van D.G. van Beuningen weer in een bij de status van een Rijksmonument passende onderhoudsstaat te brengen. Ook drie van de vier vervallen piramides die de vroegere directeur van de Steenkolen Handels Vereniging (SHV) en kunstverzamelaar had gebouwd moesten weer herkenbare tekens in het landschap worden.

Vijverpartij De Wildakker, halverwege de Beek tussen het Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Vijverpartij De Wildakker, halverwege de Beek tussen het Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Het doel van de werkgroep bleek overigens een hele klus. Naast het weer opbouwen van drie stenen piramides moesten de twee pompen, die de vijvers via de beken vullen, weer op gang worden gebracht. Ook moesten de gemetselde waterlopen – door van Beuningen de Beek genoemd – hersteld worden. De Beek bleek op veel plaatsen beschadigd. Bovendien weten wilde zwijnen wel raad met de bodem aan weerzijden van de Beek. Het hele gebied in de vallei vergt daarnaast normaal onderhoud: verwijderen van blad, vrijmaken van dennennaalden en rooien van dode boomstronken. Met de andere leden van de Werkgroep Noorderheide is Gerrit Middelbeek trots op wat intussen bereikt is. Vandaar zijn uitnodiging om een paar uur rond te wandelen op wat voor heel veel mensen nog een vergeten stuk Veluwe is.

Tonnetjesdelle of Grootemeer (Foto: Ad lansink)

Tonnetjesdelle of Grootemeer (Foto: Ad lansink)

Een groot deel van het gebied is rustgebied voor het wild, en dus niet toegankelijk. Auto’s worden ook geweerd, maar met de fiets is de vallei met de waterwerken en de piramides goed bereikbaar. Even buiten Elspeet, op de weg naar Vierhouten op de grens van bos en heide, bevindt zich een kleine parkeerplaats. Vandaar voert een zandpad naar Tonnetjesdelle, ook wel Grootemeer genoemd, waarin de waterlopen van D.G. van Beuningen uitmonden. De twee via een kleine dam verbonden plassen bevinden zich op het laagste punt van de vallei, en zijn – anders dan de vijvers van de waterwerken  – voor een deel van natuurlijke aard. Via een  begaanbare zandweg bereiken wandelaars en fietsers de piramides en de hoger gelegen Wildakker, een opvallende vijverpartij halverwege de route naar het Bovenmeer. Vlak bij die hoogste vijver met fraaie waterlelies pompt de pomp grondwater op om de dan in de Beek overlopende vijvers te voeden.

Gerrit Middelbeek en Ans Lansink bij de Daniel George Piramide in de vallei van Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

Gerrit Middelbeek en Ans Lansink bij de Daniel George Piramide in de vallei van Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

De Beek stroomt alleen wanneer de pomp werkt. En de pomp draait slechts wanneer leden van de werkgroep met een verplaatsbaar dieselaggregaat stroom opwekken om de elektromotor van de pomp aan te drijven. Bezoekers treffen het dus, wanneer zij water door de Beek zien stromen. De vrijwilligers zijn namelijk niet alle dagen actief. En hoosbuien zijn – uitgezonderd in juni 2016 – evenmin een dagelijks verschijnsel. Maar ook zonder stromend water is het fraaie landschap van de Noorderheide en de groene vallei met de merkwaardige piramides boeiend genoeg om enkele uren te vertoeven. Een rondje Noorderheide lopen om bij Vierhouten uit te komen is waarschijnlijk teveel gevraagd van wandelaars. Maar met de fiets is de tocht goed te doen, ook al zullen fietsers soms door rul zand moeten ploeteren.

Het Bovenmeer: de kunstmatige bron van de Beek (Foto: Ad lansink)

Het Bovenmeer: de kunstmatige bron van de Beek (Foto: Ad lansink)

De Werkgroep Noorderheide zoekt intussen naar mogelijkheden om ook de tweede pomp in de nog bestaande pomphut te installeren. De oude pomp werkt niet meer. Medewerking van de genie lijkt geregeld: putten slaan in eigen land is een goede oefening voor ‘missionnaire’ activiteiten buiten de landsgrenzen. De werkgroep rekent op de medewerking van het Boordetachement 101 van het Genie Bataljon in Wezep, dat eerder de pomp heeft geslagen bij het Bovenmeer. De vrijwilligers doen hun werk voor niets. Maar de pomp kost wel geld, ongeveer €15.000:  sponsoren zijn daarom onmisbaar. De verwachtingen zijn positief, maar de Werkgroep Noorderheide – onder die naam ook te vinden op Facebook – verwelkomt graag aanvullende giften. Voorzitter Jaap van Eijck (0341 – 254962) beantwoordt ongetwijfeld verdere vragen.

Rondje Duivelsberg

Rondje Duivelsberg: volg de groen gekleurde route langs de blauwe vlaggen

Rondje Duivelsberg: volg de groen gekleurde route langs de blauwe vlaggen

Het hoofd van tijd tot tijd leegmaken: daar leent de omgeving van Nijmegen zich uitstekend voor. Neem bij voorbeeld de Duivelsberg en de Heksendans: namen, die niet meteen aan rust en kalmte doen denken. Maar de wandeling op de fraaie stuwwal in het grensgebied van Gelderse Poort en de Duffelt biedt zoveel variatie, dat nadenken over moeilijke zaken vanzelf verdwijnt, ondanks de hoogteverschillen die tijdens de boswandeling overbrugd moeten worden. In het weekend leert de volle parkeerplaats aan de Oude Kleeefsebaan, dat veel wandelaars de tocht door het bos, langs de weilanden en over de minibergen – want dat blijven het – weten te vinden. Door de week is het aanzienlijk rustiger op weg en wandelpad.

De Heksendans (Foto: Ad Lansink)

De Heksendans (Foto: Ad Lansink)

Vanaf de parkeerplaats loopt het pad geleidelijk omhoog, voorlopig nog langs de Oude Kleefsebaan. Het verkeer naar de grensovergang bij Wyler blijft soms zicht- en meestal hoorbaar, tot het bospad noordwaarts afbuigt. Na een paar honderd meter doemt aan de rechterhand in de open diepte de ‘Heksendans’ op, een kwasi-bergmeer, bestaande uit enkele waterbekkens, die lange tijd door bomen en gebladerte niet zichtbaar waren. Staatsbosbeheer heeft veel bomen weggehaald, waardoor de waterbekkens voorlopig zichtbaar blijven. Het zijn oude leemkuilen, waaruit in vroegere tijden – sommige kenners denken aan de middeleeuwen en zelf aan de Romeinse tijd – leem werd gewonnen voor het bakken van dakpannen.

Boshut (Foto: Ad Lansink)

Boshut (Foto: Ad Lansink)

De naam en de plaats van de Heksendans zijn overigens omstreden. De oude Heksendans schijnt even verderop in het bos gelegen te hebben. En wat de ‘heksen’ betreft: verering van watergeesten of watergoden voor de komst van het Christendom zou ertoe geleid hebben, dat in latere jaren de bijzondere plaats in het oerbos angstvallig werd gemeden. Verering van heidense goden was uit de boze. Intussen trekt vlak bij de Heksendans, links van het bospad, een met mensenhanden gemaakte houten hut de aandacht. Is het een schuilplaats voor heksen en bosgeesten of een nachtverblijf voor verdwaalde stadsnomaden, die het even vreemde als veelkleurige kampement aan ‘d Almarasweg in Nijmegen om het spoorlawaai zijn ontvlucht?

Uit het bos naar de open ruimte, met - een stip - de wichelroedeloper (Foto: Ad Lansink)

Uit het bos naar de open ruimte, met – een stip – de wichelroedeloper (Foto: Ad Lansink)

Een kleine 200 meter na de Heksendans gaat het bospad over in een smal pad langs een open gebied. Enkele korte betonnen palen markeren de grens met Duitsland. De oude grenspaal op de kruising van het voetpad tussen de Duivelsberg en Holdorn (Wyler) is vervangen door kleine richtingwijzers voor mensen, die houvast nodig hebben op hun tochten door de Gelderse Poort. Het uitzicht over de bosranden en de landerijen leert, dat in dit gebied de tijd heeft stil gestaan. Een wichelroedeloper zoekt in het groene land sporen uit een nabij of ver verleden: herinneringen aan de oorlog of aan de Romeinen, die Nijmegen en zijn naaste omgeving al naar waarde wisten te schatten, letterlijk en figuurlijk.

Pad van Duivelsberg naar Holdeurn (Wyler) (Foto: Ad Lansink)

Pad van Duivelsberg naar Holdeurn (Wyler) (Foto: Ad Lansink)

Over verleden gesproken, het verhaal, dat de Duivelsberg naar saters genoemd is, klopt niet, maar er is wel een band met het verleden. De Duivelsberg heet volgens kenners naar de Duffelt, het laaggelegen gebied  in de Ooijpolder, die vanaf de stuwwal goed te zien is. In de verte valt de kerktoren van Zyflich op. Liefhebbers van geschiedenis en mysteries kunnen aan de voet van de Duivelsberg hun hart ophalen aan de belevenissen van Graaf Balderik van Duffelgouw (965 – 1021), een van de onruststokers in het gebied van de Nederrijn. Rond 1000 na Christus bouwde hij met zijn vrouw Adela op de Duivelsberg de motte Mergelpe. Een motte is een kunstmatige kasteelheuvel, met grachten en een omwalling ter verdediging tegen vijandelijke aanvallen. Van de voorburcht zijn nog resten zichtbaar.

Uitzicht vanaf de Duivelsberg op de Duffel, met in de verte de kerk van Zyflich (Foto: Ad Lansink)

Uitzicht vanaf de Duivelsberg op de Duffel, met in de verte de kerk van Zyflich (Foto: Ad Lansink)

De terugtocht naar de parkeerplaats aan de Oude Kleefsebaan loopt langs het Pannekoekenhuis en vervolgens over de brede zandweg – of via een smal bospad – naar beneden. Aan de rechterzijde van de weg vallen twee diepe dalen op, karakteristieke elementen op de stuwwal tussen Ubbergen en Beek. Waar de zandweg plaats maakt voor een geasfalteerde weg, is in de zomermaanden aan de rechterzijde een drukbezochte minicamping zichtbaar. Kijkend naar links tronen de bossen van het Nederrijkswald uit boven de Oude Kleefsebaan. De merkwaardige kleuren van de in bloei rakende bomen leren, dat de lente is begonnen. Dat het hoofd intussen helemaal leeg is geraakt, spreekt vanzelf ook al eisen nieuwe indrukken hun eigen plaats op. Harm Scheepbouwer z.g,, de vroegere VVV-directeur, zou gezegd hebben: Het binnenste buitenland is de moeite volop waard.

Een Nijmeegse ‘Ernemmer’

In volle breedte op de boekentafel (Foto: Rene Wouters)

In volle breedte op de boekentafel (Foto: Rene Wouters)

Een plaagstoot van vrienden: wat doet een ‘Ernemmer’ in  Nijmegen? Stof voor een kopregel  boven het interview in de Arnhemse editie van De Gelderlander bij het verschijnen van   ‘Arnhem 1950 – 1960 – Beelden van een stad tussen ooit en nu’, met foto’s afkomstig uit het Gelders Archief.  Niemand wist het, schrijft redacteur Piet Venhuizen, maar het oer-Nijmeegse-oud-Kamerlid Ad Lansink is eigenlijk een Arnhemmer. Niemand is wat sterk uitgedrukt. Maar burgemeester Herman Kaiser, die het eerste exemplaar in ontvangst nam, wist het evenmin als veel hele en halve Nijmegenaren. Het was een bijzondere manier van ‘uit de kast komen’, tussen de boekenkasten van Boekhandel Het Colofon in Arnhem, waar samensteller en uitgever Gerrit Middelbeek met mij het mooie boek met karakteristieke zwart-witfoto’s over de wederopbouw van Arnhem mocht presenteren.

Piet Venhuizen interviewt op zondag 17 april 2016 Ad Lansink in Boekhandel Het Colofon te Arnhem (Foto: Rene Wouters)

Piet Venhuizen interviewt zondag 17 april 2016 Ad Lansink in Boekhandel Het Colofon te Arnhem (Foto: Rene Wouters)

Eigenaar Walter Jansen van Het Colofon had gezorgd voor een genoeglijke ambiance in zijn fraaie zaak, waar gastvrijheid met hoofdletters wordt geschreven. De voormalige bioscoop Palace in de Bakkerstraat heeft een waardige, meer dan media-culturele en ‘belevingsrijke’ opvolger gekregen: een podium voor kunst en cultuur, met goede koffie. Voor de overhandiging van het boek aan de Arnhemse burgervader stelde Piet Venhuizen mij een reeks vragen, die na alle schrijverijen bijna even gemakkelijk te beantwoorden waren als de openingsvraag aan het zeer geïnteresseerde publiek. Waar doet ‘Hakke Wieke Zole’ u aan denken? Binnen een seconde riep de langste toehoorder, ‘Sleetje rijen’ waarna ik de etymologie mocht proberen te verklaren. Hakken en zolen overtuigden de toehoorders, maar ‘Wieke’ voor wijken kennelijk (nog) niet.

Korte vragen en lange(re) antwoorden (Foto: Rene Wouters)

De vragen van Piet Venhuizen betroffen diverse personen, die in het voorwoord en de columns van het boek genoemd worden: Bronbeker Flip de Fluiter, melkboer Jan Raatman van de Paasberg, burgemeester Chris Matser en filosoof Fons Hermans. Hij vergat onbewust kunstpaus Pierre Jansen, die in het boek ook aan de orde komt, en Ben Overmaat: leraar Nederlands, die in 1949 op het KGL mijn liefde voor het schrijven aanwakkerde. Zijn zoon en naamgenoot meldde zich meteen na de boekpresentatie met het verzoek om een exemplaar te signeren. Dat signeren – voor echte schrijvers wellicht de gewoonste zaak van de wereld – is een aparte belevenis. Vrijwel alle verzoeken om een hand- en dagtekening gaan gepaard met gelukwensen en verhalen, van familie en vrienden, maar ook van mensen, die ik nooit eerder had ontmoet. Stad en omgeving overbruggen afstanden, ook in de tijd.

Signeren: een vak apart. Walter Jansen - eigenaar van het Colofon - geeft de auteur aanwijzingen (Foto: Rene Wouters)

Signeren: een vak apart. Walter Jansen – eigenaar van het Colofon – geeft de auteur aanwijzingen (Foto: Rene Wouters)

Het interview van de (ook spreek-) vaardige Gelderlanderjournalist bood ruimte voor allerlei herinneringen, van de Bedriegertjes bij Kasteel Rosendaal tot aan het optreden in de Buurtrevue op de Paasberg, van de eerste trolleybus tot aan de tweedehands legerfiets, waarmee ik Arnhem verkende. Gerrit Middelbeek en ik hadden trouwens over publiciteit niet te klagen, integendeel. De Arnhemse editie van De Gelderlander ruimde op donderdag 14 april 2016 twee pagina’s in voor een selectie van foto’s uit het boek, met een heldere toelichting; op zaterdag 16 april 2016 gevolgd door het al genoemde interview met de Nijmeegse ‘Ernemmer’, waarin zelfs de Ladder van Lansink en Knotsenburg werden genoemd. Gerrit Middelbeek mocht voor RTV Arnhem  het boek tonen en toelichten, onder meer met verwijzing naar de voor hem meest markante foto: een lange rij fietsers op de Rijnbrug.

Burgemeester Herman Kaiser aan het woord, voor de brede trap van Het Colofon (Foto: Rene Brouwer)

Burgemeester Herman Kaiser aan het woord, voor de brede trap van Het Colofon (Foto: Rene Brouwer)

De gasten van Het Colofon staken hun waardering voor  ‘Arnhem 1950-1960 Beelden van een stad tussen ooit en nu’ niet onder de stoelen en tafels van de verrassend mooie en ruime boekhandel. Tussen ooit en nu: die woorden brengen mij bij de hartelijke toespraak van Herman Kaiser, die de toehoorders verraste met de mededeling, dat een burgemeesterlijke toespraak op zondag – en nog in een winkel ook – een hoge uitzondering was. Maar hij voegde er in een adem aan toe, dat hij voor het boek, de samensteller en in het bijzonder de tekstschrijver graag een uitzondering maakte. Herman Kaiser bleek mij langer te kennen dan ik zelf wist. Hij was een twaalfde deel van zijn leven Nijmegenaar, tijdens zijn studie politicologie, een toen al ‘uitzonderlijk’ verschijnsel. Want een jonge CDA-er in een links bolwerk – de KU in de 70-er jaren – was een ongewoon verschijnsel.

Burgemeester Herman Kaiser met samensteller, tekstschrijver, boek en bloemen (Foto: Rene Wouters)

Burgemeester Herman Kaiser met samensteller, tekstschrijver, boek en bloemen (Foto: Rene Wouters)

Herman Kaiser boeide van het begin tot eind de gasten van Het Colofon met zijn verhaal: een aaneenschakeling van goede en steekhoudende argumenten om ‘Arnhem 1950-1960’ te kopen, in te zien en te lezen – bij voorkeur elke dag enkele pagina’s – en dan door te geven aan vrienden. Andere lezers en kijkers aansporen om het boek aan te schaffen, mocht natuurlijk ook van de burgemeester, die het nulde exemplaar aan het stadsarchief schenkt en het eerste zelf houdt. Want – zo zei hij – het boek met de historische foto’s van o.m. Wim Steffen, Dick Rene en Wim Jacquet en de teksten maken duidelijk, dat Arnhem  door de jaren heen haar aantrekkingskracht heeft behouden. De Arnhemmer, die Nijmegenaar is geworden levert het bewijs. Ik kan dat niet ontkennen. Integendeel. Hoewel de toekomst lonkt, blijft het verleden boeien, aan weerszijden van Rijn en Waal.

 

Ereprijs voor taalvirtuoos Hugo Camps

'Geluk is verdriet dat even uitrust': In gesprek met zichzelf kijkt interviewer en columnist Hugo Camps (72) terug op dertig jaar Elsevier (Bron: Elsevier, 4 maart 2016)

‘Geluk is verdriet dat even uitrust’: In gesprek met zichzelf kijkt interviewer en columnist Hugo Camps (72) terug op dertig jaar Elsevier (Bron: Elsevier, 4 maart 2016)

Een klein bericht in de NRC: Camps wint Jean Nelissen Award. Camps is de Belg Hugo Camps, de befaamde journalist, interviewer en vooral columnist, die al vanaf 1993 elke week zijn taalvirtuositeit ten beste geeft in de NRC. Ik begin de zaterdagkrant steevast met de columns van Youp van ’t Hek, Bas Heijne en Hugo Camps. De volgorde wordt bepaald door de toegankelijkheid: Youp van ’t Hek is te vinden op de achterzijde van de krant, Bas Heijne op pagina twee, en Hugo Camps staat wat verscholen op de sportpagina’s, in het economiekatern. De drie begaafde NRC-columnisten paren inhoud aan zeggingskracht, en vorm aan stijl. Hun observaties zijn vrijwel altijd raak, de stellingen steeds verdedigbaar en de boodschappen niet mis te verstaan. Dat dat geldt voor Youp van ’t Hek en Bas Heijne spreekt bijna vanzelf, voor Hugo Camps wellicht wat minder, omdat zijn columns over sport gaan, in het bijzonder over voetbal en wielrennen. Toch verdient ook Hugo Camps, die via Elsevier – al dertig jaar – en NRC zijn buurlandgenoten bereikt, alle waardering. Elke keer wanneer ik zijn column lees, vraag ik me af hoe hij de fraaie zinnen, bijzondere uitdrukkingen en opvallende woorden vindt. Hij maakt op onnavolgbare wijze de lezer deelgenoot van zijn bewondering of afkeer, van zijn verwondering of twijfel. Hugo Camps verdient voluit de Jean Nelissen Award, de ereprijs met de naam van een van de beste wielerjournalisten, die Nederland ooit gekend heeft.

Knipsel uit NRC - Maandag 11 april 2016

Knipsel uit NRC – Maandag 11 april 2016

De aankondiging van de uitreiking van de ereprijs – op zaterdag 16 april 2016 in Maastricht, aan de vooravond van de Amstel Goldrace – doet mij terugdenken aan een voorval in Amerika, na de uitschakeling van het Nederlands Elftal op het WK Voetbal in 1994. Na de op 9 juli 1994 met 3-2 verloren kwartfinale tegen Brazilië in het Cotton Bowl Stadion in Dallas stond ik in het bijzijn van enkele andere leden van de KNVB-delegatie te praten met Frank Rijkaard. Het was ondanks de nederlaag een ontspannen gesprek met een van de Nederlandse topspelers. Plotseling zei Frank Rijkaard, dat hij moest vertrekken. Achteraf bleek, dat Frank geen zin had in een gesprek met Hugo Camps, die op ons af kwam, kennelijk om hem wat vragen te stellen. Ik kon me Franks terughoudendheid voorstellen, omdat ik zelf enkele maanden eerder door Hugo Camps in Elsevier op de hak was genomen, als de politieke boboo die zich zonodig als sportbestuurder moest manifesteren. Desondanks – of misschien juist daardoor – ben ik door de jaren heen Hugo Camps als journalist en columnist blijven volgen, als liefhebber van zijn taalvirtuositeit, maar ook als bewonderaar van zijn inhoudelijke stellingname.

Premier Dries van Agt bij Tour de France met Zoetemelk (Raleigh) (Foto: Cor Vos ©1981)

Premier Dries van Agt bij Tour de France met Zoetemelk (Raleigh) (Foto: Cor Vos ©1981)

De afstand kennend tussen Hugo Camps en politieke bobo’s is het verrassend, dat Dries van Agt, oud-politicus en in zekere zin een van mijn politieke leermeesters de Jean Nelissen Award aan Hugo Camps uitreikt. Zou de voor- en naliefde van Dries voor het wielrennen betekenen, dat hij voor Hugo Camps geen bobo is? Waardeert de schrijver de oud-premier voor zijn onbetwiste taalvaardigheid? Of zijn er andere redenen, waarom de ontmoeting in Maastricht hartelijk zal uitpakken? Hoe het ook zij: in de wielersport en de taalkunstenarij delen de oud-politicus en de schrijver ongetwijfeld elkaars kwaliteiten. Ik herinner me overigens – bijna als de dag van gisteren – dat ‘amice’ van Agt op de Grote Markt in Nijmegen het startschot loste voor een van de etappes van de Ronde van Nederland. Het was op 14 augustus 1978. Wij konden toen niet vermoeden, dat bijna 38 jaar later diezelfde Grote Markt een voorname rol zou gaan spelen in de Giro d ‘Italia. Wanneer Hugo Camps en Dries van Agt op op 7 mei 2016  – een nu al gedenkwaardige dag – in Nijmegen zijn – wie weet – dan ga ik met hen in Café Goossens op de Grote Markt een ‘pintje vatten’. Of een goed glas wijn. Wie weet?