Rondje Thornsche Molen

Onverwachte kunstuitingen in het mooie landschap van de Ooijpolder op de grens van Nederland en Duitsland

De Thornsche Molen (Foto: Ad Lansink)

Wie van Nijmegen over de Kapitteldijk naar Millingen aan de Rijn rijdt, ziet een paar kilometer na de driesprong naar Ooij en Millingen aan de rechterzijde een fraaie houten molen. Het is de Thornsche Molen op het punt, waar de Circul van Ooy, de Erlecomse Polder en de Duffeltse Polder elkaar raken. De molen markeert ook de grens tussen Nederland en Duitsland, die even verder samenvalt met de de uit het Meertje afkomstige Hauptwasserung. Volgens de overlevering was de molen al in de 15e eeuw een baken in het polderlandschap. De molen had veel te lijden van dijkdoorbraken en grensconflicten. In 1940 trad zware stormschade op. Helaas werd de in 1941 herstelde molen drie jaar later tijden de operatie Market Garden volledig verwoest. In 2005 ontstond het initiatief om de verwoeste molen te herbouwen. Het plan slaagde, met als resultaat dat de Gelderse Commisaris van de Koning in 2015 het opvallende bouwwerk kon openen.

Landschapskunst: OPEN – Paul de Kort – Op de achtergrond De Thornsche Molen (Foto: Ad Lansink)

De Thornsche Molen is een goed startpunt voor een korte of wat langere grensoverschrijdende wandeling door een deel van de Ooijpolder. De zuidelijke begrenzing met de stuwwal tussen Nijmegen en Kleef geeft een extra dimensie aan het polderlandschap. Wandelaars, die een korte maar interessante route van 2,5 km prefereren, gaan vanaf de parkeerplaats langs de Thornsche Molen naar een kleine brug over de Hauptwasserung, en slaan daarna meteen linksaf om het kanaal te volgen tot aan de 1 km verder gelegen grote brug. Al snel valt het oog op twee verschillende uitingen van landschapskunst: eerst ‘Open’: een kunstwerk van Paul de Kort, die op een bijzondere wijze het landschap wist te verbinden met een gedurfde installatie in de open lucht. Hij maakte een kunstmatig eiland en vormde met water, gras, zand, klei en baksteen de letters O, P, E en N. Zijn boodschap: stel je open voor het landschap, voor mensen en dingen om je heen: een toepasselijke oproep voor iedereen, die verder willen kijken dan zijn neus lang is.

Landschapskunst: 30 Menschenkinder – Anne Thoss (Foto Ad Lansink)

Verder lopend in oostelijke richting trekt een omvangrijke groep houten beelden de aandacht. Het zijn de ’30 Menschenkinder’, ontworpen door de kunstenares Anne Thoss uit het naburige Kleef. De dertig beelden – markante koppen op houten stammen – hebben iets weg van schaakstukken, met een onwezenlijke, soms zelfs angstige gezichtsuitdrukking. De in 2020 bij de herdenking van 75 jaar vrijheid opgetrokken beelden symboliseren de mensheid in tijden van turbulentie. Zij herinneren voorbijgangers aan het oorlogsgeweld in de polder. De dertig koppen van het monument, pal op de grens van Nederland en Duitsland, hebben stuk voor stuk een treurige gezichtsuitdrukking, De vijftien eikenhouten beelden aan de Nederlandse kant en de vijftien aan Duitse kant zijn ook een eerbewijs voor de burgers, die voor het oorlogsgeweld en ook voor het water moesten vluchten. De symboliek van landschapskunst bij de Thornsche Molen is actueel, nu onvrede en vervreemding de samenleving bedreigen. 

Sankt Martinskirche in Zyfflich (Foto; Ad Lansink – met telelens 4x)

Met een ‘open mind’ en nadenkend over de betekenis van de ’30 Menschenkinder’ vervolgt de wandelaar zijn tocht langs een fraaie Duitse boerderij langs het kanaal naar de driesprong, kort voor de grote brug over de Hauptwasserung. Wandelaars met voldoende uithoudingsvermogen en tijd slaan rechtsaf op de landweg naar Zyfflich. De oude Sankt Martinskirche met zijn kleine, spitse toren was al eerder zichtbaar. Wanneer de kerk open is, is een kort bezoek de moeite waard. De tocht gaat verder via de Querdamm naar het Wylerbergmeer, en vandaar over het fietspad terug naar De Thornsche Molen. Wandelaars, die de korte route hebben gekozen, lopen niet naar Zyfflich maar steken de Hauptwasserung over naar de Kapitteldijk. Via het fietspad naar Nijmegen komen zij langs een dassenburcht en lopen verder tot de kruising van de weg naar Wercheren en de Kapitteldijk. Daar bevindt zich de inrit naar de parkeerplaats van de Thornsche Molen. In de Coronawinter van 2020-2021 is het restaurant open voor koffie-to-go-ers.

30 Menschenkinder – Anne Thoss – Detail (Foto: Ad Lansink)

Rondje Papenberg (bij Kleef)

Grabmal Johan Mauritz von Nassau-Siegen aan de voet van de Papenberg bij Kleef (Foto: Sophie van Kempen)

Naar de graftombe  van Johan Maurits van Nassau, de Braziliaan
Wie  onverwachte dingen wil ontdekken, moet af en toe de grens oversteken. Ten oosten van Nijmegen kan dat op vier plaatsen, voet- en fietspaden bij Leuth en Grafwegen niet meegeteld. In Millingen aan de Rijn lonkt Bimmen, eerste dorp op de weg naar Keeken, Rindern en Kleef. De grensovergangen op de N325 tussen Beek en Wyler, en tussen Berg en Dal en Wyler verwerken aanzienlijk meer verkeer. Groesbekers nemen de Cranenburchsestraat naar Kranenburg, de oude bedevaartsplaats met de fraaie St Peter und Paul uit de 15e eeuw.Twee kilometer verder ligt het Kranenburger Bruch, bekend om zijn kraanvogels en rietland. Tot Kleef biedt de stuwwal ten zuiden van Bundesstrasse 9 volop mogelijkheden voor stilte wandelaars. Kleef is trouwens ook de moeite meer dan waard, om het Kurhaus Museum, de Zoo en het gezellige centrum met de Stiftskirche en de befaamde Schwanenburg.

Rondje Papenberg: start bij Bergerie, volg Uedemerstrasse tot bospad naar het ‘Grabmal’ (klik voor vergroten)

Grabmal bij Berg und Tal
Verder oostwaarts zijn Kalkar en Xanten met hun bijzondere kerken onbetwiste trekpleisters, en op weg daarheen het opvallende Schloss Moyland, het museum, waar kunstliefhebbers hun hart kunnen ophalen aan wisselexposities en aan de verzameling en het archief van de befaamde Duitse kunstenaar Joseph Beuys. Een klein en onverwacht kleinood ligt dichter bij Nijmegen, verscholen in een klein bosgebied op een uitloper van de stuwwal, tussen Kleef en Bedburg Hau, op een steenworp afstand van Hotel Berg und Tal. Jaren geleden zag ik daar in het voorbijrijden op enige afstand van de weg naar Kleef enkele potten op een muur, die – zo dacht ik – bij de tuin van het hotel hoorde. Niets leek later minder waar.

Ijzeren potten op stenen muur: deel van ‘Grabmal’ (Foto: Sophie van Kempen)

Johan de ‘Braziliaan’
Pas onlangs ontdekte ik via een Duitse reisgids, dat de reeks potten horen bij een meerdelig grafmonument, dat Johan Maurits van Nassau-Siegen (Dillenburg, 1604 – Kleef, 1679) een jaar voor zijn dood heeft laten oprichten in het bos langs de Uedemerstrasse. Johan Maurits was graaf (1606-1652) en vorst (1652-1679) van Nassau-Singen. Als gouverneur-generaal van Nederlands Brazilie (1636-1644 verwierf hij de bijnaam de Braziliaan. De Duitse graaf, die ook nog stadhouder van Kleef was, had een bewogen leven achter de rug toen hij in zijn geliefde Berg und Tal stierf. Johan Maurits rust overigens niet in de kolossale graftombe, maar is bijgezet in het familiegraf in Siegen.

Ans en Ad Lansink voor de stenen wand, waar o.m. Romeinse oudheden zijn ingemetseld (Foto: Sophie van Kempen)

Altaar- en wijstenen
Toch valt er veel te ontdekken aan het grafmonument, dat uit verschillende elementen bestaat: een zwarte graftombe, een fors uitgevallen stenen zerk met inscriptie, en een grote, halfronde muur waarop grote gietijzeren vazen zijn gemetseld. Aan de binnenzijde van het In 1929 herstelde stenen halfrond zijn nu replicas van Romeinse altaar- en wijstenen gemetseld, naast schalen en kruiken uit de 17e eeuw. De stadhouder van Kleef liet destijds de in de omgeving gevonden Romeinse oudheden inmetselen. Een tweetal kanonslopen, die zomaar uit de grond steken, leren dat het er in de tijd van Johan Maurits niet altijd vreedzaam aan toe ging. De liefhebber van echte spullen moet  voor de originele exemplaren naar het Landesmuseum in Bonn.

Sophie van Kempen test poorthoogte in stenen wand (Foto: Ad Lansink

Onopgeloste vragen
Johan Maurits van Nassau-Siegen moet wel een bijzondere man geweest zijn, niet alleen vanwege zijn adellijke komaf en internationale carrière, maar ook om zijn belangstelling voor kunst en cultuur. Hoe is anders zijn verzamelwoede te begrijpen? En wat is de verklaring voor zijn besluit om wel een ‘Grabmal’ te bouwen – met delen van zijn verzameling Romeinse oudheden – en vervolgens zijn lichamelijke resten te laten bijzetten in Siegen? Ook valt op, dat de kolossale grafton buiten de stenen gedenkmuur staat, en niet in het midden van het merkwaardige grafmonument. Misschien kunnen historici een antwoord vinden op de onopgeloste vragen, die de voormalige Kleefse stadhouder in de graftombe bij Berg und Tal heeft achtergelaten.

Zicht vanaf de Papenberg naar de Watering in het Klever Land (Foto: Sophie van Kempen)

Op naar de Papenberg
Het grafmonument is opgericht in een door bomen omgeven kuil, van waaruit een breed pad omhoog loopt, opnieuw langs een fraaie reeks bomen, naar wat de Papenberg heet: een uitloper van de stuwwal, met een prachtig uitzicht op een deel van het Klever Land. Hemelsbreed bedraagt de afstand tot het centrum van Kleef ongeveer 3,5 km. De Schwanenburg en de Stiftskirche steken hoog uit boven de stedelijke bebouwing, en zijn met het blote oog goed zichtbaar. Vanaf de Papenberg is ook de Watering zichtbaar, met de Kermisdahl een oude tak van de Rijn. Het bosgebied rond de Papenberg is niet groot, maar wel indrukwekkend door de relatief grote bomen.

Panorama richting Kleef vanaf de Papenberg (Foto: Sophie van Kempen)

 

Rondje Kasteel Hernen

Rondje Kasteel Hernen: volg vanaf de parkeerplaats de rode lijn tegen de wijzers van de klok in

Het Rijk van Nijmegen kent talrijke plaatsen, waar het goed wandelen en toeven is. Neem bij voorbeeld Hernen, een dorp ‘onder de rook’ van Wijchen, hoewel er meestal geen rook te zien is. Trouwens. bezoekers uit Nijmegen moeten eerst Leur – een nog kleiner dorp – passeren voordat zij de indrukwekkende torenspits van Hernen ontdekken. Het stille, vrijwel winkelloze dorp ontleent zijn bekendheid aan het kasteel tegenover de dorpskerk. Vlak bij  het kasteel uit de 13e eeuw bevindt zich een niet al te ruime parkeerplaats, vanwaar een Rondje (Kasteel) Hernen voor diverse verrassingen zorgt.

Kast met stenen uit veldoven (Foto: Ad Lansink)

De eerste verrassing is een gedeeltelijk met stenen gevulde kast, die daar ogenschijnlijk zonder aanwijsbare reden staat te pronken. Het goed begaanbare en gemarkeerde voetpad voert de wandelaar vervolgens langs en door een klein bosgebied, met in het midden een even grote als ondiepe kuil. Het zou een ‘speelplaats’ voor dassen moeten zijn. In de wanden van de kuil, en ook in de hogere lagen zijn inderdaad holen zichtbaar. Maar dassen: ho maar, in tegenstelling tot een tiental jaren geleden, toen we met eigen ogen hebben kunnen waarnemen, dat in het kasteelbos dassen een eigen burcht bewonen.

Laan in kasteelbos Hernen (Foto: Sophie van Kempen)

Verder lopend, om het ‘Dassenbosje’ heen, wordt duidelijk dat Kasteel Hernen en zijn bosschages deel uitmaken van het groene landschap van Maas en Waal: weides, akkerbouwgebieden, boerderijen, een open-lucht-manege en spaarzame wegen zo ver het oog rijkt. Een merkwaardig, doorschijnend bord geeft onverwacht tekst en uitleg over een ongedacht verleden. Op een paar steenworpen afstand hebben archeologen de resten van een oude veldoven blootgelegd. De wandelaar ziet nu slechts een groene weide, waar in de middeleeuwen de stenen voor het kasteel moeten zijn gebakken. Het raadsel van de kast met stenen is opgelost. Het verleden, hoewel grondig uitgewist, herleeft voor even.

Gatenkaasbank (Foto: Ad Lansink)

Het voetpad loopt verder langs de westkant van het kleine bosgebied, waar de dassen zich nog  steeds niet laten zien. De markering voert de wandelaars langs een grote, met forse dennen afgeschermde buitenmanege, naar een ander gedeelte van het kasteelbos, door een in meer opzichten indrukwekkende laan: hoge, kaarsrechte bomen, die desondanks weinig wind vangen. Na een paar bochten duiken weer weiden op, doorsneden door goed begaanbare paden, die ons terugvoeren naar het dassenbos.

Kasteel Kernen  (Foto: Sophie van Kempen)

Een op gatenkaas lijkende bank nodigt uit tot een korte rustpauze, om te genieten van de bijzondere omgeving van Kasteel Hernen. Ook tijdens de terugtocht blijven de mensenschuwe dassen in hun holen. Daarom terug via een andere weg, de honderd jaar oude Beukenloon, die een mooi zicht biedt  op de achterzijde van het fotogenieke kasteel. De op het eerste gezicht echte slotvijver bestaat volgens het Geldersch Landschap en Kastelen uit ‘grand canals’, (deels) gedempte grachten, onderdeel van een sobere parkaanleg.

Ad en Ans Lansink voor Kasteel Hernen (Foto: Sophie van Kempen)

Selfie van het drietal (Sophie van Kempen)

Hoe het ook zij: Kasteel Hernen – volgens insiders een versterkt huis – heeft meer gezichten, van achteren, van voren en van opzij. De forse muren  en de markante ramen weerspiegelen  de afwisselende bouwgeschiedenis van de 13e en 14e eeuw. Hernen blijft acht eeuwen later de moeite van een bezoek meer dan waard, al was het alleen al om –  zoals het bekende drietal op bijgaande foto – opnieuw het nuttige met het aangename te verenigen. Het aangename, dat was op een zonnige zondag in september 2017  een welverdiende pauze tijdens het redigeren van het boek Challenging Changes. Het nuttige, dat was het werken aan het project,  dat gedurende heel wat weken en maanden veel inspanning vergde, niet in de laatste plaats van boekontwerper Sophie van Kempen.  De lachende gezichten  voor Kasteel Hernen bewijzen, dat het humeur er volstrekt niet onder geleden heeft. Integendeel.

Noorderheide: even stil als intrigerend

Toegang Noorderheide aan de Elspeterweg tussen Elspeet en Vierhouten (Foto: Ad Lansink)

Zomaar een doordeweekse dag in de zomer van 2017. Op de Noorderheide – het fraaie natuurgebied tussen Elspeet en Vierhouten – is geen mens te bekennen. Wilde zwijnen, reeën en moeflons laten zich evenmin zien, ook al verraden de verse sporen in het zand hun verborgen aanwezigheid. Bij een mierenhoop was geen mier te bekennen. Ruim een jaar na mijn eerste kennismaking met het vroegere landgoed van D.G. van Beuningen – nu eigendom van Staatsbosbeheer – wilde ik weleens zien, hoever het herstel van de befaamde waterwerken was gevorderd. Eigenlijk zocht ik na mijn eerste Rondje Noorderheide naar een antwoord op de vraag, waarom het landgoed zo intrigerend is.

Bloeiende heide, op de achtergrond gevarieerde begroeiing waaronder berken (Foto: Ad Lansink)

Komt het door de stilte, door het afwisselende landschap, de fraaie begroeiing. Of zijn het de waterwerken – de merkwaardige combinatie van de Beek en de kunstmatige vijvers – die een deel van de Noorderheide een typische signatuur geven? Wat begin augustus 2017 in elk geval opvalt, is de geleidelijk aan kleurende heide, die bij voldoende zonneschijn een betoverende aanblik biedt, ook door de afwisseling met allerlei kleuren groen. Een van de piramides – ook een ‘kunststuk’ van D.G. van Beuningen – trekt vanaf het half-natuurlijke meer Tonnetjesdelle de aandacht.

De Wildakker, halverwege de Beek tussen Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

De piramide is een richtpunt voor de voettocht langs de (nog steeds) droge Beek naar de Wildakker, het grootste van de kunstmatige vijverpartijen. De herstelwerkzaamheden aan de waterwerken zijn kennelijk goed gevorderd. Bekisting is niet langer zichtbaar, en de doorgangen onder de zandweg naar het Bovenmeer zijn fraai weggewerkt. Op een plaats zijn kunststofbuizen zichtbaar. Dat roept de kostbare vraag op, of de aanleg van een ondergronds buizenstelsel plus een continu draaiende pomp voor een permanent stromend water zou kunnen zorgen. Kostbaar vanwege de aanleg en de exploitatie.

Droge beek en dode boom op stille Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

Eenmaal bij de piramide aangeland komt de eenzame bezoeker meer te weten over de geschiedenis van de waterwerken: het verhaal van de Rotterdamse havenbaron, die ook op zijn eigen landgoed water wilde zien stromen. Weliswaar grondwater, geholpen door een pomp, maar toch. Tijdelijke plassen na zware regenbuien waren niet genoeg voor de man, die onbewust een Rijksmonument oprichtte. De artificiële beekloop bevat meestal geen water, de vijvers wel ook al blijkt uit het hoogteverschil tussen de waterstand en de overloop naar de Beek, dat er heel wat water uit de lucht moet komen vallen wil van een natuurlijke stroom sprake zijn. De pomp blijft dus onmisbaar om de waterwerken tot leven te wekken.

Mierenhoop bij Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Gelukkig is er op de Noorderheide veel meer te zien en te beleven, bovenal de onmiskenbare stilte, wanneer de voetganger, hardloper, fietser of mountain biker zich op voldoende afstand van de Vierhoutenseweg of de Elspeterbosweg bevindt. Fietsers mogen overigens niet overal komen, en wandelaars moeten rekening houden met de voor het wild gereserveerde gebieden. Geef de ogen de kost, om te genieten van het Veluws landschap en de vraag te beantwoorden, waarin het intrigerend karakter schuilt. Zijn het de veelal droge waterwerken en de opvallende uit zwerfkeien opgebouwde piramides? Zijn het de onzichtbare dieren, die letterlijk en figuurlijk hun sporen nalaten? Is het de hei, die slechts beperkte tijd in bloei staat? Of spant het integrale landschap van de Noorderheide met zijn glooiingen en zijn gevarieerde begroeiing de kroon?

Ommetje De Bruuk

Gras en grasland in De Bruuk (Foto: Ad Lansink

Wie in Nijmegen of omgeving een interessant ‘ommetje’ wil maken – een niet te lange wandeling door een bijzondere landschap – kan in het Rijk van Nijmegen letterlijk en figuurlijk alle kanten op. Ook de gekozen richting biedt diverse keuzemogelijkheden. Neem bij voorbeeld: Groesbeek met haar kerkdorpen Horst en Breedeweg, bij de Duitse grens en het befaamde Reichswald. De kleine dorpskernen zijn even sober als rustig, met een beperkt aantal voorzieningen. Maar Groesbeek en haar kerkdorpen  bieden wel toegang tot het natuurgebied De Bruuk, volgens insiders van de Radbouduniversiteit de parel onder de Nederlandse natuurgebieden vanwege het grote aantal plantensoorten, die elders al lang verdwenen zijn.

Ommetje in Natuurreservaat De Brug (rood)

Natte hooilanden
Het natuurreservaat De Bruuk is befaamd om zijn unieke blauwgraslanden. Na de ontginning van een groot heidegebied in het lage deel van Groesbeek bleef een deel van het grasland met de natte hooilanden en de verspreide bosjes in stand, en dus behoed voor een agrarische functie. In 1940 kreeg De Bruuk officieel de status van graslandreservaat. Opvallend is de fraaie afwisseling van hooimoerassen, waaronder beschermde blauwgraslanden en veldrusschraallanden. Hier en daar markeren (bijna) dode bomen het bijzondere landschap, dat door Staatsbosbeheer wordt onderhouden.  Gewapend met een ouderwetse flora kunnen outsiders waarschijnlijk planten vinden, waarvan zij het bestaan niet of nauwelijks kenden: Spaanse ruiter, Blauwe  en Blonde zegge, Vlozegge  en Klein glidkruid.

Orchideen tussen het gras (Foto: Ad Lansink)

Orchideen
Waarschijnlijk komen de meeste bezoekers – in absolute termen zijn het er niet veel – af op de talloze orchideeën, die tegen het einde van de lente en het begin van de zomer boven het gras van de moerasgebieden uitsteken.  De met veelal paarse of lila bloemen gevulde stengels zijn niet te missen, zo groot is hun aantal in het middendeel van De Bruuk. De gele bloemen langs de renpaden –  de rechthoekige padenstructuur uit de tijd van de ontginning aan het einde van de 19de eeuw – steken duidelijk af van de soms schuchtere orchideeën. Ren heeft overigens niets met hardlopen te maken, wel met waterlopen (of beekjes), die vroeger in het  Groesbeeks ren werden genoemd.

Grassen in het bos (Foto: Ad Lansink)

Toegangsweg
Wie een Ommetje De Bruuk wil maken met een eenvoudige maar mooie recht-toe-recht-aan-wandeling door het afwisselend natuurreservaat, rijdt eerst naar Groesbeek, en bereikt vervolgens via de Kloosterstraat (centrum) de Lage Horst. Deze weg loopt rechtdoor naar de Hogewaldseweg aan de Duitse grens. Halverwege de bebouwing van Groesbeek en de Hogewaldseweg bevindt zich de Ashorst, die naar de westelijke ingang van De Bruuk leidt. Komt de bezoeker uit Bredeweg, dan neemt hij in de dorpskom in oostelijke richting een straat met de naam De Bruuk. Die straat gaat na enkele kilometers over in de Hogewaldseweg, vanwaar de Ashorst ook weer te bereiken is.

Grassen in De Bruuk (Foto: Ad Lansink)

Leigraaf
Opnieuw De Bruuk in: het unieke moerasgebied in het bekken van Groesbeek, dat wordt gevoed door kwelwater. De Leigraaf doorkruist onopvallend het overwegend groene (zogenaamde meden- of maden) landschap, dat wordt gekenmerkt door een kleinschalige afwisseling van hooimoerassen, struwelen, houtwallen en natte bossen. Vanaf de goed begaanbare boerenpaden zijn alle elementen van De Bruuk goed te zien en te bewonderen, ook zonder kennis van de talloze planten en (vooral) grassoorten. De weg in het natuurgebied wijst zich vanzelf: een simpel vierkant.

Informatiebord van Staatsbosbeheer bij ingang De Bruuk (Foto: Ad Lansink)

Belemen van watergangen
Wie anno 2020 de oostelijke ingang van De Bruuk koos – te bereiken vanuit Horst rechtdoor en aan het eind van de weg linksaf – trof bij het begin van het pad langs een brede wetering een bord van Staatsbosbeheer met informatie over de werkzaamheden in het kader van PAS, de even befaamde als omstreden Programma Aanpak Stikstof. Waterschap Rivierenland maakte in samenwerking met de Provincie Gelderland en de gemeente Berg en Dal van de gelegenheid gebruik om sloten en greppels in De Bruuk te belemen. Vanaf het pad langs de afwatering zijn de heuvels van het Reichswald zichtbaar, totdat het pad naar rechts afbuigt om na een paar honderd meter de uitgestrekte blauwgraslanden te bereiken.

Waterpartij in De Bruuk (Foto: Ad lansink)

Vernatting omgeving
De gevolgen van het verhogen van de waterstanden zijn goed zichtbaar in het grasland zelf, en ook langs het grote boerenpad, dat midden over de grote grasvlakte loopt. De verruiming van het oppervlakte- en grondwater gaat verdroging tegen. Nu al wordt duidelijk, dat de verhoging van waterstanden in De Bruuk een nattere omgeving oplevert. Het Waterschap Rivierenland heeft een meetnet geïnstalleerd  voor het monitoren van de gevolgen van de vernatting, en om bij wateroverlast mitigerende maatregelen te kunnen treffen. Of na het vernieuwde waterbeheer de orchideeën in de blauwgraslanden nog te benaderen zijn, valt te bezien. Maar ook vanaf de paden blijft De Bruuk een bijzonder gebied, een plaats om tot rust te komen.

Droog, bomenrij gedeelte van De Bruuk in het vroege voorjaar van 2020 (Foto:Ad Lansink)

Brede middenpad door blauwgraslanden – April 2020 (Foto: Ad Lansink)

 

Rondje Noorderheide

Wandelen tussen Elspeet en Vierhouten. De rode lijn markeert de rondwandeling vanuit Vierhouten naar Tonnetjesdelle em Bovenmeer. De waterwerken van D.G. van Beuningen zijn te voet of met de fiets te bereiken via de parkeerplaats op de Elspeterbosweg.

Tussen Elspeet en Vierhouten markeert de rode lijn de rondwandeling van 9,5 km vanuit Vierhouten naar Tonnetjesdelle en het Bovenmeer. De waterwerken van D.G. van Beuningen (blauwe lijn) zijn te voet of met de fiets ook te bereiken via de parkeerplaats op de Elspeterbosweg (pictogram auto).

Op zoek naar de waterwerken van Daniel George van Beuningen

Kenners van de Veluwe weten ongetwijfeld waar de Noorderheide ligt, en waarom dit uitgestrekte bos- en heidegebied ten oosten van de weg tussen Elspeet en Vierhouten de moeite van een bezoek meer dan waard is. Gerrit Middelbeek, die ons voor een wandeltocht over een deel van de Noorderheide had uitgenodigd, raakte zelf bij toeval betrokken bij het voormalige landgoed van Daniel George van Beuningen (1877-1955), dat sinds 1982 van Staatsbosbeheer is. Tijdens een fiets- en zoektocht naar de ’36 bunder’ – een heidegebied in het Kroondomein waar zijn oom tijdens de bezetting in 1944 en 1945 tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken was bij wapendroppings – zag en hoorde hij plotseling op betrekkelijk korte afstand mensen, die kennelijk aan het werk waren.

De droge Beek in de vallei van Landgoed Noorderheide; rechts de zandweg naar de piramide (foto: Ad Lansink)

De droge Beek in de vallei van Landgoed Noorderheide; rechts de zandweg naar de piramide (foto: Ad Lansink)

Gerrit’s nieuwsgierigheid bracht hem in contact met vrijwilligers van de Werkgroep Noorderheide, die vlak bij de grens van Kroondomein het Loo bezig waren met het herstel van de waterwerken van D.G. van Beuningen, een beeksysteem van gemetselde waterlopen en kunstmatige vijvers in het valleideel van het oude landgoed. Zijn aanbod om een handje te helpen werd in dank aanvaard. Enkele weken later al was hij lid van de Werkgroep Noorderheide, die in 2008 vanuit de Heemkundige Vereniging Nuwenspete te Nunspeet is opgericht met het doel om de waterwerken van D.G. van Beuningen weer in een bij de status van een Rijksmonument passende onderhoudsstaat te brengen. Ook drie van de vier vervallen piramides die de vroegere directeur van de Steenkolen Handels Vereniging (SHV) en kunstverzamelaar had gebouwd moesten weer herkenbare tekens in het landschap worden.

Vijverpartij De Wildakker, halverwege de Beek tussen het Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Vijverpartij De Wildakker, halverwege de Beek tussen het Bovenmeer en Tonnetjesdelle (Foto: Ad Lansink)

Het doel van de werkgroep bleek overigens een hele klus. Naast het weer opbouwen van drie stenen piramides moesten de twee pompen, die de vijvers via de beken vullen, weer op gang worden gebracht. Ook moesten de gemetselde waterlopen – door van Beuningen de Beek genoemd – hersteld worden. De Beek bleek op veel plaatsen beschadigd. Bovendien weten wilde zwijnen wel raad met de bodem aan weerzijden van de Beek. Het hele gebied in de vallei vergt daarnaast normaal onderhoud: verwijderen van blad, vrijmaken van dennennaalden en rooien van dode boomstronken. Met de andere leden van de Werkgroep Noorderheide is Gerrit Middelbeek trots op wat intussen bereikt is. Vandaar zijn uitnodiging om een paar uur rond te wandelen op wat voor heel veel mensen nog een vergeten stuk Veluwe is.

Tonnetjesdelle of Grootemeer (Foto: Ad lansink)

Tonnetjesdelle of Grootemeer (Foto: Ad lansink)

Een groot deel van het gebied is rustgebied voor het wild, en dus niet toegankelijk. Auto’s worden ook geweerd, maar met de fiets is de vallei met de waterwerken en de piramides goed bereikbaar. Even buiten Elspeet, op de weg naar Vierhouten op de grens van bos en heide, bevindt zich een kleine parkeerplaats. Vandaar voert een zandpad naar Tonnetjesdelle, ook wel Grootemeer genoemd, waarin de waterlopen van D.G. van Beuningen uitmonden. De twee via een kleine dam verbonden plassen bevinden zich op het laagste punt van de vallei, en zijn – anders dan de vijvers van de waterwerken  – voor een deel van natuurlijke aard. Via een  begaanbare zandweg bereiken wandelaars en fietsers de piramides en de hoger gelegen Wildakker, een opvallende vijverpartij halverwege de route naar het Bovenmeer. Vlak bij die hoogste vijver met fraaie waterlelies pompt de pomp grondwater op om de dan in de Beek overlopende vijvers te voeden.

Gerrit Middelbeek en Ans Lansink bij de Daniel George Piramide in de vallei van Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

Gerrit Middelbeek en Ans Lansink bij de Daniel George Piramide in de vallei van Noorderheide (Foto: Ad Lansink)

De Beek stroomt alleen wanneer de pomp werkt. En de pomp draait slechts wanneer leden van de werkgroep met een verplaatsbaar dieselaggregaat stroom opwekken om de elektromotor van de pomp aan te drijven. Bezoekers treffen het dus, wanneer zij water door de Beek zien stromen. De vrijwilligers zijn namelijk niet alle dagen actief. En hoosbuien zijn – uitgezonderd in juni 2016 – evenmin een dagelijks verschijnsel. Maar ook zonder stromend water is het fraaie landschap van de Noorderheide en de groene vallei met de merkwaardige piramides boeiend genoeg om enkele uren te vertoeven. Een rondje Noorderheide lopen om bij Vierhouten uit te komen is waarschijnlijk teveel gevraagd van wandelaars. Maar met de fiets is de tocht goed te doen, ook al zullen fietsers soms door rul zand moeten ploeteren.

Het Bovenmeer: de kunstmatige bron van de Beek (Foto: Ad lansink)

Het Bovenmeer: de kunstmatige bron van de Beek (Foto: Ad lansink)

De Werkgroep Noorderheide zoekt intussen naar mogelijkheden om ook de tweede pomp in de nog bestaande pomphut te installeren. De oude pomp werkt niet meer. Medewerking van de genie lijkt geregeld: putten slaan in eigen land is een goede oefening voor ‘missionnaire’ activiteiten buiten de landsgrenzen. De werkgroep rekent op de medewerking van het Boordetachement 101 van het Genie Bataljon in Wezep, dat eerder de pomp heeft geslagen bij het Bovenmeer. De vrijwilligers doen hun werk voor niets. Maar de pomp kost wel geld, ongeveer €15.000:  sponsoren zijn daarom onmisbaar. De verwachtingen zijn positief, maar de Werkgroep Noorderheide – onder die naam ook te vinden op Facebook – verwelkomt graag aanvullende giften. Voorzitter Jaap van Eijck (0341 – 254962) beantwoordt ongetwijfeld verdere vragen.

Rondje Duivelsberg

Rondje Duivelsberg: volg de groen gekleurde route langs de blauwe vlaggen

Rondje Duivelsberg: volg de groen gekleurde route langs de blauwe vlaggen

Het hoofd van tijd tot tijd leegmaken: daar leent de omgeving van Nijmegen zich uitstekend voor. Neem bij voorbeeld de Duivelsberg en de Heksendans: namen, die niet meteen aan rust en kalmte doen denken. Maar de wandeling op de fraaie stuwwal in het grensgebied van Gelderse Poort en de Duffelt biedt zoveel variatie, dat nadenken over moeilijke zaken vanzelf verdwijnt, ondanks de hoogteverschillen die tijdens de boswandeling overbrugd moeten worden. In het weekend leert de volle parkeerplaats aan de Oude Kleeefsebaan, dat veel wandelaars de tocht door het bos, langs de weilanden en over de minibergen – want dat blijven het – weten te vinden. Door de week is het aanzienlijk rustiger op weg en wandelpad.

De Heksendans (Foto: Ad Lansink)

De Heksendans (Foto: Ad Lansink)

Vanaf de parkeerplaats loopt het pad geleidelijk omhoog, voorlopig nog langs de Oude Kleefsebaan. Het verkeer naar de grensovergang bij Wyler blijft soms zicht- en meestal hoorbaar, tot het bospad noordwaarts afbuigt. Na een paar honderd meter doemt aan de rechterhand in de open diepte de ‘Heksendans’ op, een kwasi-bergmeer, bestaande uit enkele waterbekkens, die lange tijd door bomen en gebladerte niet zichtbaar waren. Staatsbosbeheer heeft veel bomen weggehaald, waardoor de waterbekkens voorlopig zichtbaar blijven. Het zijn oude leemkuilen, waaruit in vroegere tijden – sommige kenners denken aan de middeleeuwen en zelf aan de Romeinse tijd – leem werd gewonnen voor het bakken van dakpannen.

Boshut (Foto: Ad Lansink)

Boshut (Foto: Ad Lansink)

De naam en de plaats van de Heksendans zijn overigens omstreden. De oude Heksendans schijnt even verderop in het bos gelegen te hebben. En wat de ‘heksen’ betreft: verering van watergeesten of watergoden voor de komst van het Christendom zou ertoe geleid hebben, dat in latere jaren de bijzondere plaats in het oerbos angstvallig werd gemeden. Verering van heidense goden was uit de boze. Intussen trekt vlak bij de Heksendans, links van het bospad, een met mensenhanden gemaakte houten hut de aandacht. Is het een schuilplaats voor heksen en bosgeesten of een nachtverblijf voor verdwaalde stadsnomaden, die het even vreemde als veelkleurige kampement aan ‘d Almarasweg in Nijmegen om het spoorlawaai zijn ontvlucht?

Uit het bos naar de open ruimte, met - een stip - de wichelroedeloper (Foto: Ad Lansink)

Uit het bos naar de open ruimte, met – een stip – de wichelroedeloper (Foto: Ad Lansink)

Een kleine 200 meter na de Heksendans gaat het bospad over in een smal pad langs een open gebied. Enkele korte betonnen palen markeren de grens met Duitsland. De oude grenspaal op de kruising van het voetpad tussen de Duivelsberg en Holdorn (Wyler) is vervangen door kleine richtingwijzers voor mensen, die houvast nodig hebben op hun tochten door de Gelderse Poort. Het uitzicht over de bosranden en de landerijen leert, dat in dit gebied de tijd heeft stil gestaan. Een wichelroedeloper zoekt in het groene land sporen uit een nabij of ver verleden: herinneringen aan de oorlog of aan de Romeinen, die Nijmegen en zijn naaste omgeving al naar waarde wisten te schatten, letterlijk en figuurlijk.

Pad van Duivelsberg naar Holdeurn (Wyler) (Foto: Ad Lansink)

Pad van Duivelsberg naar Holdeurn (Wyler) (Foto: Ad Lansink)

Over verleden gesproken, het verhaal, dat de Duivelsberg naar saters genoemd is, klopt niet, maar er is wel een band met het verleden. De Duivelsberg heet volgens kenners naar de Duffelt, het laaggelegen gebied  in de Ooijpolder, die vanaf de stuwwal goed te zien is. In de verte valt de kerktoren van Zyflich op. Liefhebbers van geschiedenis en mysteries kunnen aan de voet van de Duivelsberg hun hart ophalen aan de belevenissen van Graaf Balderik van Duffelgouw (965 – 1021), een van de onruststokers in het gebied van de Nederrijn. Rond 1000 na Christus bouwde hij met zijn vrouw Adela op de Duivelsberg de motte Mergelpe. Een motte is een kunstmatige kasteelheuvel, met grachten en een omwalling ter verdediging tegen vijandelijke aanvallen. Van de voorburcht zijn nog resten zichtbaar.

Uitzicht vanaf de Duivelsberg op de Duffel, met in de verte de kerk van Zyflich (Foto: Ad Lansink)

Uitzicht vanaf de Duivelsberg op de Duffel, met in de verte de kerk van Zyflich (Foto: Ad Lansink)

De terugtocht naar de parkeerplaats aan de Oude Kleefsebaan loopt langs het Pannekoekenhuis en vervolgens over de brede zandweg – of via een smal bospad – naar beneden. Aan de rechterzijde van de weg vallen twee diepe dalen op, karakteristieke elementen op de stuwwal tussen Ubbergen en Beek. Waar de zandweg plaats maakt voor een geasfalteerde weg, is in de zomermaanden aan de rechterzijde een drukbezochte minicamping zichtbaar. Kijkend naar links tronen de bossen van het Nederrijkswald uit boven de Oude Kleefsebaan. De merkwaardige kleuren van de in bloei rakende bomen leren, dat de lente is begonnen. Dat het hoofd intussen helemaal leeg is geraakt, spreekt vanzelf ook al eisen nieuwe indrukken hun eigen plaats op. Harm Scheepbouwer z.g,, de vroegere VVV-directeur, zou gezegd hebben: Het binnenste buitenland is de moeite volop waard.

Rondje Cannenburch

Op weg naar Kasteel Cannenburch in Vaassen (Foto: Ad Lansink)

Op weg naar Kasteel Cannenburch in Vaassen (Foto: Ad Lansink)

Wandelen met Pasen: een oude gewoonte kwam tot leven. De winderige maar zonnige Eerste Paasdag bleek een mooie gelegenheid om met het familiedeel, dat op de Veluwe is gehuisvest, naar en om het befaamde optrekje van een nog befaamder Gelderse veldheer te wandelen: Kasteel Cannenburch, een statig slot van drie verdiepingen,  dat Maarten van Rossem in 1543 liet bouwen op de resten van een nog ouder bouwwerk. Volgens oude documenten werd al in 1365 in Vaasen een kasteel, of wat daar destijds voor door mocht gaan, opgetrokken.

Plattegrond Kasteeltuin Cannenburch (Bron: Geldersch Landschap en Kasteelen: www.gkl.nk)

Plattegrond Kasteeltuin Cannenburch (Bron: Geldersch Landschap en Kasteelen: www.glk.nl)

De ‘Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen’ kocht het kasteel in 1951 voor een symbolisch bedrag van de Staat, die het imposante bouwwerk na de oorlog in beslag had genomen. Na het geslacht Isendoorn, familie van veldheer Maarten van Rossem, waren Eduard baron van Lynden en de Duitse schilder Richard Cleve eigenaar van het in verval geraakte kasteel. Cannenburch was het eerste monument van de Stichting Gelders Landschap en Kasteelen, dat voor het publiek werd opengesteld. Tussen 1975 en 1981 werd het kasteel grondig gerestaureerd en opnieuw ingericht.

Ans Lansink kijkt vrolijk maar moet kennelijk niet veel hebben van de onverschrokken veldheer (Foto: Ad Lansink)

Ans Lansink kijkt vrolijk maar moet niet veel hebben van de onverschrokken veldheer (Foto: Ad Lansink)

Maarten van Rossem, de krijgshaftige veldheer heet – in brons gegoten – de bezoekers van de fraaie kasteeltuin  welkom, op een bank, die uitnodigt voor een hartelijke ontmoeting met de man, die op talloze plaatsen geschiedenis heeft geschreven. Niet altijd even zachtzinnig, maar dat doet er eeuwen later weinig meer toe. Hij vocht voor Karel van Egmont en Willem van Gulik,  Berg en Dal en Kleef – hertogen van Gelderland –  in hun strijd tegen keizer Karel V om de onafhankelijkheid van Gelderland.

Detail Duivelshuis in Arnhem (Fotograaf onbekend - Gelders Archief nr 698)

Detail Duivelshuis in Arnhem (Fotograaf onbekend – Gelders Archief nr 698)

Maarten van Rossem kon bogen op heel wat wapenfeiten, waaronder de verovering van Arnhem en Rhenen. Hij kende krijgslisten en wist hoe hij moest plunderen. Dat opportunisme hem niet vreemd was, bleek uit de overgang naar zijn oude vijand. Na de ondergang van het Hertogdom Gelre vocht hij de laatste jaren van zijn leven in dienst van keizer Karel V tegen Frankrijk. Maarten van Rossem heeft niet lang van zijn slot kunnen genieten. Hij overleed in 1555 na besmet te zijn geraakt met de pest. Ook in Arnhem herinnert een bijzonder bouwwerk aan Maarten van Rossum: het Duivelshuis. De vraag of de duivel het markante pand voor het oorlogsgeweld van 1944 had behoed, kon mijn vader in 1947 niet beantwoorden. Later leerde ik, dat het bouwwerk zijn naam dankt aan de saterbeelden op de gevel.

Wel 'lieverdjes' : Femke Nijhuis en Amy en Vera Bolck voor de oude watermolen (Foto Ad Lansink)

Wel ‘lieverdjes’ : Femke Nijhuis en Amy en Vera Bolck voor de oude watermolen (Foto Ad Lansink)

Dat Maarten van Rossum, die het huis had laten bouwen, geen lieverdje was zou bevestiging vinden in de naam van het Duivelshuis. Het woord ‘duivel’ zou slaan op het karakter en de vechtlust van Maarten, die zelfs in Den Haag uit stelen was geweest. Met stropen ‘verdiende’ geld gaf hij uit aan beeldhouwers en andere ambachtslieden. Het verhaal gaat, dat hij als tegenwicht tegen de Eusebiuskerk de kunstenaars opdroeg  de gevel op te sieren met saters. Dat verhaal zou geloofwaardig zijn, ware het niet, dat sommige onderzoekers in de beelden historische figuren ontdekten. Het Duivelshuis blijft even mooi als mysterieus, zij het onvergelijkbaar met Maarten’s  kasteel in Vaassens.

Deel van de Slingervijver: op de achtergrond Kasteel Cannenburch (Foto: Ad Lansink)

Deel van de Slingervijver: op de achtergrond Kasteel Cannenburch (Foto: Ad Lansink)

Terug naar Kasteel de Cannenburch en de uitgestrekte kasteeltuin, die een bezoek meer dan waard is. Het imposante bouwwerk met de even fraaie bijgebouwen markeert de grandeur van de 16e eeuw. Maarten van Rossum bracht de stijl van de renaissance naar Gelderland,  door het beeldhouwwerk aan de gevel, maar ook door het aanbrengen van frontons: bekroning boven ingangen en vensters. De torenspitsen van het kasteel geven het bouwwerk een aparte uitstraling. Dat geldt ook voor de kasteeltuin, die ongetwijfeld van kleur verschiet in de vier jaargetijden.

'Bolcken' op de terugweg: vader, zoon, echtgenote en tante (Foto: Bert Jan Nijhuis)

‘Bolcken’ op de terugweg: vader, zoon, echtgenote en tante (Foto: Bert Jan Nijhuis)

De Paaswandelaars van 2016 zagen nog geen uitbundige kleuren. De lente deed zich nog niet voelen.  Het ontbreken van groen gebladerte maakte wel de spanning tussen de rechte lijnen van het park en de contouren van de slingervijver zichtbaar.  Een tastbare herinnering aan de gloriejaren van het 24 ha grote landgoed met zijn natuurlijke beken en hand gegraven sprengen is de enige watermolen, die is overgebleven van de twintig exemplaren in de naaste omgeving van het kasteel. De eenvoudige watermolen is – naast het indrukwekkende voorplein van Kasteel Cannenburch – een mooie achtergrond voor bezoekers, die willen weten enkele uren op een historische plaats vertoefd te hebben.

DSC03307

Het Kersendijkje bij Kasteel Cannenburch in Vaassen (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Op de terugweg rest de tocht door het befaamde Kersendijkje, hooguit twee honderd meter lang (of kort, natuurlijk) maar karakteristiek voor Vaassen en haar bijzondere kasteel: het tijdelijk huis van een  bijzondere man. Maarten van Rossem was – als geschreven – geen lieverdje, maar heeft naast zijn naam en de talloze verhalen over zijn belevenissen fraaie bouwwerken nagelaten.

Dank aan Geldersch Landschap en Kastelen en aan Maarten van Rossem (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Dank aan Geldersch Landschap en Kastelen en aan Maarten van Rossem (Foto: Bert Jan Nijhuis)

Wie meer wil weten over het boeiende leven van krijgs-, veld- en bouwheer Maarten van Rossem verwijs ik graag naar deel V van het Biografisch Woordenboek Gelderland, waarin Jan Kuys het een en ander heeft opgetekend over de vroegste bewoner van Kasteel Cannenburch. De auteur tekent daar wel bij aan:  ‘Ondanks zijn grote bekendheid in heden en verleden weten we weinig over de persoon van van Rossem. Persoonlijke documenten of getuigenissen over zijn persoonlijkheid zijn vrijwel niet bewaard gebleven. Geschriften heeft hij niet nagelaten’. Bouwwerken dus wel, gelukkig maar.

 

 

 

 

 

 

 

Hel en Hoge Klauw

Rondje kalebassen: Start op de parkeerplaats, noordwaarts,dan via het pad De Hel naar de driesprong. Vervolgens rechtsaf over de Hoge Klauw naar Groesbeek . Bij de Derde Baan rechtsaf naar de kalebassen en pompoenen.

Rondje Hel en Hoge Klauw: Start op de parkeerplaats, noordwaarts, dan via pad naar driesprong. Daar rechtsaf naar Groesbeek. Bij  Derde Baan rechtsaf langs pompoenen, en terug naar Canadese Begraafplaats.

Het landschap rond Groesbeek kent heel wat verrassingen, ook rond de befaamde Zevenheuvelenweg, de weg die tijdens de Nijmeegse Vierdaagse veel kranten haalt. Neem bij voorbeeld Hel en Hoge Klauw, twee zandwegen, die de wandelaar een mooie tocht rond de indrukwekkende Canadese Oorlogsbegraafplaats bezorgen. Waarom het smalle pad van de Zevenheuvelenweg naar de Hoge Klauw (de) Hel heet is onduidelijk. De Hoge Klauw doet zijn naam wel eer aan, vooral met het fraaie uitzicht op de bossen van het Nederrijk de landerijen van de Waldgraaf en het zicht op Duitsland.

Zandpad De Hel, ten noorden van de Canadese Begraafplaats

Zandpad De Hel, ten noorden van de Canadese Begraafplaats

De wandelbewuste automobilist zet zijn wagen op de ruime parkeerplaats bij het kerkhof voor een mooie voettocht rond het ereveld, door een bijzonder gedeelte van het Groesbeekse heuvellandschap, dat sinds de herindeling niet voor niets tot de gemeente Berg en Dal behoort. De route voert de wandelaar een paar honderd meter noordwaarts, over het fietspad, tot aan een zij-ingang van de Golfbaan Rijk van Nijmegen.

Allesbehalve een hel: koeien die rustig liggen te herkauwen

Allesbehalve een hel: koeien die rustig herkauwen

Daar begint aan de overzijde van de Zevenheuvelenweg een smal maar goed begaanbaar pad,  dat om onverklaarbare redenen De Hel heet. Het pad  loopt tussen groene en golvende weiden naar de Hoge Klauw, de zandweg die deel uitmaakt van het Pieterpad, de alom bekende route van Pieterburen naar de Sint Pietersberg bij Maastricht, en omgekeerd natuurlijk,

Informatiebord Airbornepad

Informatiebord Airbornepad

Vlak bij de driesprong staat een  informatiebord over het Airbornepad:  de  lange afstandstocht, die in noordelijke richting van Ommel (B) naar Arnhem loopt. Voor de voettocht rond de Canadese Begraafplaats volgt de wandelaar het Pieterpad in de  richting Groesbeek. Rechts op de helling doemt het grote kruisbeeld van het oorlogskerkhof op. Aan de linkerzijde ligt een klein maar dicht bosgebied, waarin verdwalen onmogelijk lijkt.

Uitzicht bij regenachtig weer vanaf de Hoge Klauw naar Reichswald

Uitzicht bij regenachtig weer vanaf de Hoge Klauw naar Reichswald

Na het bos vangt het oog wanneer de weersomstandigheden dat toelaten – een boeiend beeld: het uitzicht op het glooiend landschap tussen Groesbeek en het Duitse Kranenburg. In de verte is het uitgestrekte Reichswald zichtbaar, en ook de hoge stuwwal tussen Donsbruggen en Kleef: de voortzetting van de stuwwal bij Nijmegen en Berg en Dal.  Na 200 meter eindigt de Hoge Klauw, een oude route naar de Holdeurn.

Pompoenen (of zijn het kalebassen) te kust en te keur

Pompoenen (of zijn het kalebassen) te kust en te keur

De Pieterpadgangers kruisen de Derde Baan en vervolgen de zandweg naar Groesbeek, op korte afstand van Camping de Hoge Hof.  De lopers van het rondje om de Canadese Begraafplaats slaan op de Derde Baan – een geasfalteerde weg, met links nog resten van wat ooit een fietspad was –  rechtsaf om na een paar honderd meter plotseling oog in oog te staan met honderden kalebassen en pompoenen: fraaie, decoratieve exemplaren, maar ook eetbare pompoenen, te kust en te keur in allerlei kleuren, vormen en maten.

Kalebassen langs de Zevenheuvelenweg

Kalebassen langs de Zevenheuvelenweg

De fraaie vruchten – een ongedachte kruising tussen groente en fruit –  worden op het tegenover de hoeve gelegen weiland gekweekt. Het oude cultuurgewas is volgens de kenners in steeds meer keukens te vinden. Pompoensoep is een culinaire lekkernij, en de verwantschap met courgettes maakt pompoenen tot een geliefde groente van mensen, die van variatie houden: van flespompoen tot spaghetti

Canadese Oorlogskerkhof, gezien vanaf het erekruis, in de richting van de Zevenheuvelenweg

Canadese Oorlogskerkhof, gezien vanaf het erekruis, in de richting van de Zevenheuvelenweg

Volgt de wandelaar het spoor van de rekken met pompoenen langs de Zevenheuvelenweg, dan komt hij vanzelf weer bij het begin van het rondje van 3,5 km: de parkeerplaats van de het indrukwekkende ereveld, waar een groot aantal gesneuvelde Canadese en andere geallieerde militairen na de Tweede Wereldoorlog hun laatste rustplaats hebben gevonden. Een bezoek aan de monumentale, fraai onderhouden begraafplaats, is alleszins de moeite waard. Vanaf de heuvel kan worden teruggezien op een groot deel van de wandeling, Belangrijk is ook het eerbewijs aan de soldaten, die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid.