Ofwel: hoe een opvallende omslag van een bijzonder boek associatie oproept met de in de afval- en recyclingwereld bekende ladder van Lansink
De lente was pas enkele dagen oud – of jong – toen Jos Joosten, hoogleraar neerlandistiek aan de Radboud Universiteit, de lezers van zijn Bericht op Facebook informeerde over het spoedige verschijnen van Och, eeuwig is zo lang: een bundel essays over zeshonderd jaar Nederlandstalige literatuur in het licht van de eeuwigheid. De bij het bericht gevoegde omslag van Joosten’s nieuwe boek trok meteen mijn aandacht. Tegen de achtergrond van een licht bewolkte ‘hemel’ klimt een in zwarte kleding gehulde man op een grote ladder omhoog, angstig naar beneden kijkend. Hoewel ik vrijwel nooit een hoed draag en gauw last heb van hoogtevrees, voelde ik als ‘de man van de ladder’ – mijn geuzenaam in de afval- en recyclingwereld – meteen verwantschap met de man op de fraaie boekomslag. Ik besloot om het boek van Jos Joosten aan te schaffen en te gaan lezen, ook omdat ik benieuwd was naar enkele, min of meer met Nijmegen verbonden terugblikken: [ca 1464] Brugman en de eeuwigheid, [1515] Alle wegen leiden naar Rome (over Mariken van Nieumweghen), [1948] Anton van Duinkerken en Sint-Nicolaas en [1945-1971] Bomans als Barthes.
De ladder op de omslag van het bijzonder fraai vormgegeven boek is niet de enige verbinding met de ladder van Lansink, de voorkeursvolgorde voor het afvalbeleid, die ik in 1979 via een motie door de Tweede Kamer loodste, en die (pas) in 1993 werd opgenomen in de Wet milieubeheer. Want het woord ‘eeuwigheid’ in de ondertitel van ‘Och eeuwig is zo lang’ en in de essays over prediker Brugman en poëet Mark Braet doet mij terugdenken aan een afvalsymposium in Groningen, waar de toen bekende afvalondernemer Leo van Gansewinkel de ladder van Lansink zmaar eeuwigheidswaarde toekende. Dat was in 1998, tien jaar voor de codificatie van de Europese Afvalstoffenrichtlijn, waarin op aandringen van het Europese Parlement de voorkeursvolgorde – preventie, hergebruik, recycling, verbranding met energieterugwinning, en functioneel storten – was vastgelegd. Die volgorde heette toen al geruime tijd de ladder van Lansink. Ik merkte dat in 1994 toen bij een ontvangst in de Amsterdamse Nieuwe Kerk tijdens een door Shell gesponsorde expositie iemand zei: ‘wat leuk dat ik de man van de ladder hier tegen kom’. Op mijn vraag welke ladder antwoordde hij: de ladder van Lansink, preventie, hergebruik en zo voorts.

Wanneer en door wie de alliteratie is bedacht, is onbekend. Die alliteratie heeft de bekendheid van de ladder van Lansink wel vergroot. Het woord eeuwigheidswaarde, geuit door Leo van Gansewinkel, is wat overdreven. Maar de universaliteit van de ladder is alom bevestigd. In Brussel is de term voorkeursvolgorde leidend, terwijl elders ‘waste hierarchy’ de gebruikelijke terminologie is. Ik bedacht de afvalhiërarchie in 1979, nu 46 jaar geleden. Die periode is niet te vergelijken met de tijdspanne, die Jos Joosten overbrugt met zijn boeiende beschouwing van zes eeuwen literatuurgeschiedenis via de teksten van 22 befaamde auteurs: van prediker Brugman tot Paul Rodenko. Geven de ogen van nu een ander zinzicht in de teksten, die de auteurs destijds aan het papier hebben toevertrouwd, zo was kennelijk de vraag van de Nijmeegse hoogleraar, die in zijn Berichten op Facebook toont ook op niet literaire markten thuis te zijn. Op een van die markten – de Nijmeegse politiek – ontmoette ik hem op afstand kennen, toen hij op Facebook de vloer met mij probeerde aan te vegen vanwege mijn rol tijdens de Piersonrellen in 1981. Mijn weerwoord leidde tot een pittige, toen niet beslechte discussie. Bij de uitreiking van de Nijmeegse Vredespenning 2022 raakte ik toevallig in gesprek met Jos Joosten, eerst over de Piersonrellen, later over andere zaken. Dat gesprek leidde tot wederzijds begrip, en tot (h)erkenning van zijn ‘marktwaar’: ook zijn recente Och, eeuwig is zo lang. Toen ik het boek in mijn handen nam, viel mij meteen de fraaie boekverzorging op. Het boek is voor wat de bladspiegel betreft kleiner dan ik had verwacht, maar is in alle andere opzichten grootser: uitvoering, druktechniek, vormgeving, letterkeuze, papierkeuze, boekverzorging en het relatief grote aantal pagina’s. Ik neem aan, dat boekverzorger Damiaan Renkens ook tekent voor de boekomslag, die voor mij naast de nieuwsgierigheid naar het nieuwe zicht op een deel van de Nederlandse literatuur aanleiding was om mijn boekenverzameling uit te breiden met een bijzonder exemplaar. De titel Ach eeuwig is zo lang is ontleend is aan Johannes Brugman (ca 1400-1473). Of die befaamde prediker ook een ladder nodig had om een hoger doel, wellicht zelfs de eeuwigheid te bereiken, staat niet vast. Wellicht kan Jos Joosten nog eens uiteenzetten, wat de eeuwigheidwaarde van zijn ladder is. Intussen heb ik Och, eeuwig is zo lang met veel belangstelling gelezen. Het ene essay boeit meer dan het andere, maar dat ligt voor de hand. Literaire smaken verschillen nu eenmaal, net zoals artistieke voorkeuren. Boeiend is hoe dan ook, hoe Jos Joosten erin is geslaagd om met de ogen van nu een andere, veelal niet bekende of minder gebruikelijke nieuwe invalshoek te belichten.
Jos Joosten begint zijn mooie boek met een beschouwing over Brugman en de eeuwigheid. De ondertitel ‘een min of meer tijdloze opmaat’ leert, dat schrijven en lezen voor de eeuwigheid toch een zekere tijdgebondenheid kent. Eeuwigheid kent ook meer varianten of betekenissen: ‘van alle tijden’ bij voorbeeld, of ‘universeel’: een begrip dat mij aanspreekt. De spanning tussen eeuwigheid en tijdgebondenheid is overigens in meer bijdragen af te lezen. Kijken met de ogen van vroeger of van nu leidt tot andere bevindingen. Datzelfde geldt voor het lezen met de kennis en de omstandigheden van nu. Ik ben niet geroepen en voel mij evenmin bevoegd om het indrukwekkende boek van Jos Joosten van een recensie te voorzien. Wel wil ik de essays noemen, die er naast Brugman en de eeuwigheid voor mij om uiteenlopende redenen uitspringen. Dat zijn achtereenvolgens de bijdragen over Mariken van Nieumegen [1515] Alle wegen leiden naar Rome en Maar waar komt Gabriel ineens vandaan?, [1947] ‘Dat is nu een intellektueel – Mythevorming rond De avonden, [1953] Aafjes minder braafjes -Het literair klimaat van 1953, en [1945-1971] Bomans als Barthes, een herontdekking van de columns van Godfried Bomans: een aansporing om zijn verzamelde werken weer een ter hand te nemen.