Elf observaties en herinneringen bij de onthulling van het naambord van Theo Eikmans alias Graodus fan Nimwegen bij de kerktrappen naar de Sint Steven, op 16 september 2021
Wie was Theo Eikmans? En wie was Graodus fan Nimwegen? Is buutreedner Graodus kenbaar in muzikant Theo? En omgekeerd? Wat voelde Theo, wanneer hij zich na een mooi optreden afschminkte en zijn attributen opborg? Hoe ervoer Graodus zijn immense populariteit in de bloeitijd van het Knotsenburgse carnaval? Vragen, die nu – op zijn honderdste geboortedag en ruim twintig jaar na zijn overlijden – niet een-twee-drie zijn te beantwoorden. Ik doe op uitnodiging van Theo’s familie en van de initiatiefnemers een bescheiden poging in elf korte observaties over de man, wiens alter ego vandaag bij de onthulling van het naambord van de Graodus fan Nimwegentrappen voor eeuwig wordt vastgelegd op de plek, waar ‘Al mot ik krupe’ naar de Sint Steven leidt.
1 Echte Nijmeegse jongen
Zoon van een bekende paardenslager uit het Willemskwartier. Theo was vaak te vinden bij zijn oma op de Hessenberg aan de voet van de Sint Steven. Daar leerde hij de Nijmeegse Benedenstad kennen, en ook de Waal, waar hij kaaisjouwers en andere lieden ontmoette. Jaren later greep hij terug op ervaringen uit zijn jeugd, wanneer hij autobiografische elementen verwerkte in zijn soms poëtische, hoe dan ook onvergetelijke schlagers: Als je straks naar huus toe komt, dan zie je die toren staon. Dan denk je aan die ouwe tied, hoe het vroeger is gegaon. Waar je als kind geboren bent en werd grootgebracht. Dat kun je nooit vergeten, daaraan denk je dag en nacht.
2 Kattekwaad met een knipoog
Theo Eikmans viel op de school aan de Groenestraat niet op, wel in het Willemskwartier en de Wolfskuil, waar kattenkwaad uithalen een onschuldig tijdverdrijf was. Die gewoonte brak hem later wel op, getuige zijn ontslag uit militaire dienst. Hij haalde daar dingen uit, die kennelijk het daglicht niet konden verdragen. Kattenkwaad met een knipoog: die woorden plak ik op de soms ondeugende maar altijd geestige buuts, waarmee hij als Graodus fan Nimwegen prinsenproclamaties en pronkzittingen opluisterde. Hij nam mij – als amateur- en later beroeps- politicus – vaak op de korrel. Ik kon dan wel lachen maar niet zo uitbundig als het overige publiek. Na de zitting verzekerde Theo mij, dat zijn grappen goedbedoelde aansporingen waren. En – zei hij ooit – genoemd worden is ook wat waard.
3 Bijna-alles-doener
Theo Eikmans was leer- en loopjongen bij de ‘Firma van Dungen in haarden en kachels’ en arbeider bij de Nyma, een geheime onderduiker maar ook een bijna echte soldaat, ambtenaar bij de openbare nutsbedrijven en meervoudig bouwvakker: timmerman en ijzervlechter. Tussen de bedrijven door voetbalde hij ook nog, tot genoegen van zijn vader, die zijn talenten op de grasmat hoger inschatte dan zijn muzikale en verbale mogelijkheden. Die artistieke talenten boden een dankbare uitweg, toen Theo door een val in een put in de bouw geen droog brood meer kon verdienen. Zijn drumstel bood uitkomst. Met accordeonist Jan Lourense en toetsenist Andree Hubrecht luisterde hij bruiloften en partijen op. Met allerhande moppen verraste hij zijn collega’s en zijn publiek. Zo ontpopte Theo zich tot een praatgrage artiest, een echte buutreedner, een local standup comedian.
4 Prins Theo I
Theo Eikmans was in 1959 stadsprins van Nijmegen. Knotsenburg bestond nog niet, het Grootvorstendom van Nico Grijpink wel. De oprichter van De Blauwe Schuit ontdekte Theo bij optredens in de Maartenskliniek en maakte van hem Theo I. Anders dan Nico I was Theo slechts een jaar stadsprins, lang genoeg om een onuitwisbare indruk te maken. Zijn opvolgers weten intussen als geen ander, wat Theo I voor Nijmegen en Knotsenburg betekent. Tegenover het Stadhuis getuigt de Hommage aan de Sint Steven, de bronzen verbeelding van Al mot ik Krupe, van de warme gevoelens, die zij voor hem koesteren. Met glazenier en beeldhouwer Toon I Heijmans zeggen de krupende ex-prinsen hem na: En ik hai van nacht gedroomd, da’k was een prins. Er was d’r aon de Waol geen zotter mins. En ik dronk er een wijntje, maar niet uut een glas. Ik hield er beide handen een hele emmer vast.
5 Gezinshoofd en familieman
Theo groeide op in het grote gezin, dat Gerrit Jan Eikmans en Aleida van der Kroft ruim een eeuw geleden stichtten. Theo trouwde in 1943 met Elisabeth Claus, een Groesbeeks meisje, hoewel zijn vader daar weinig in zag. Theo werd zelf ook pater familias, zorgzaam hoeder van zijn grote gezin, samen met zijn Lies, waarvoor hij tot in haar laatste levensdagen grote liefde koesterde. Het verhaal gaat dat Lies Theo na een dronken thuiskomst wel eens naar het kippenhok verwees. Maar zij steunde hem door dik en dun, zelfs als eindredacteur. Lies genoot van de waardering die Theo ten deel viel. Zij wist, dat hij haar bedoelde, wanneer Theo een meisje van achttien jaar laat zingen: Moeder, het is weer mis, omdat ’t een Nimweegse jonge is, ’t was so fijn om met hum aon de Waol te sijn. Die eenvoudige jongen deelde zijn verbondenheid met de stad in blijvende schlagers en onvergetelijke optredens. Theo kon mensen vermaken en ontroeren, boeien en binden, omdat hij ondanks zijn successen een gewone jongen bleef.
6 Grootste Knotsenburger
Theo is de grootste en meest geliefde Knotsenburger, getuige zijn fraaie carnavaleske carrière, zelfs in bestuurlijke en (kwasi)-wetenschappelijke zin. Hij was – de uitdrukking is van Johan I – prins voor even (1959) maar ex-prins gedurende zijn hele leven. Theo was ook Heer van Knotsenburg, het eregenootschap, waartoe maar weinig Knotsenburgers zijn geroepen. Hij voerde de Letste Stuver aan, maar ook de Vrolijke Knotsers. Hij won meermalen het Kiek ze Kieke Schlager Festival en het Tonnekespraoten bij ‘t Swerte Schaop toen voorrondes nodig waren voor een eerste schifting. In 1993 promoveerde Graodus aan de Knotsenburgse Academie voor Carnavalisten tot doctor in de toegepaste pretkunde. De stevige verdediging van zijn proefschrift in de Spiegeltent op de Grote Markt was een hoogtepunt is zijn toch al glansrijke carrière.
7 Veelzijdig artiest
Theo I was een even creatieve als bescheiden scheppend en uitvoerend artiest, die op onnavolgbare wijze tekst en muziek wist samen te voegen tot heerlijke schlagers. In de fraaie wisselwerking van noten en woorden ligt de kracht van zijn opvallende carnavalskrakers. Wie zou denken, dat Theo Eikmans buiten zijn schoenen is gaan lopen, komt bedrogen uit. Hij bleef de soms wat melancholieke, dan weer vrolijke artiest, die enorm genoot van het enthousiasme van zijn publiek. Lang leve de lol: dat was de uitnodiging voor eigen en andermans plezier, ook in tijden waarin het leven minder leuk is. Wie aon de Waal geboren is, die zegt: Lang leve de lol, want hejje alleen maar saggerijn, dan slao je so op hol: Het Nijmeegse spreekwoord dat staot bekend, en je leerde het in je bed: Beter is duuzend gulden schuld, dan dajje ermoe het.
8 Vrolijk melancholicus
Theo en Graodus waren alter ego’s, die hun eigen aard op het podium inruilden voor een bijzondere vorm van tweesporigheid. Toehoorders verrassen en vermaken, en tegelijk een les voorhouden was de uitdaging voor de ‘performer’, die inhoud en vorm uitstekend wist te combineren, en tegelijk innerlijke emoties en ervaringen kon verbergen. Was de combinatie van een soms droefgeestige blik – zoals bij circusclowns – en een uitgesproken vrolijke kijk schijn of werkelijkheid? Ik vermoed eerder een onbewuste afspiegeling van Theo’s soms sombere gevoelens, die weer verdwenen wanneer voor Graodus een klaterend applaus opklonk. Bij mijn ontmoetingen na zijn optredens, ontdekte ik, dat Graudus kijkers en luisteraars nooit op een verkeerd been wilde zetten, maar wel deelgenoot wilde maken van vreugde en verdriet, en van het soms wankele evenwicht tussen goed en kwaad. Dat het goede vrijwel altijd won, spreekt vanzelf.
van Graodus fan Nijmegen,
in beperkte oplage uitgegeven
bij de viering van 55 jaar C.V. Waoterjokers
9 Ongebroken na verdriet
Na het overlijden van zijn geliefde echtgenote Lies op 23 februari 1996 won Theo’s verdriet van zijn vroegere vreugde. Het verlies van zijn dochter, enkele maanden later, vergrootte dat verdriet. Theo kon maandenlang niet optreden, tot hij zich – toch nog plotseling – weer oprichtte. Graodus kwam terug, op een wijze die de echte Knotsenburgers niet gauw zullen vergeten. Het was op de Prinsenproclamatie 1996, kort voor de finale waarin het Prinsenconvent met een muzikale act ‘Back to the Sixties’ ging, toevallig Theo’s gloriejaren. De oud-carnavalsprinsen zagen achter de schermen zijn punctuele voorbereiding en zijn grote gespannenheid, kort voor een fantastisch optreden. Theo was terug van weggeweest: ouder, wijzer maar ongebroken. Hij vertolkte met zijn karakteristieke stem vol passie Lang leve de lol, een lied, dat volgens schlagerkenners de evergreen Al mot ik kruupe tekstueel, muzikaal en qua voordracht evenaart: een tijdloos nummer op de meestal korte lat van de carnavallistische roem.
10 Veraf en toch dichtbij
Het woord tijdloos brengt mij bij het enige optreden van Graodus met zijn vrienden van het Prinsenconvent. Op uitnodiging van Frans Hendriks trok Theo met ons naar Rotterdam om de voorzitterswisseling van de stichting ‘Verantwoord Alcoholgebruik’ op te luisteren. De Schiedamse oud-burgemeester Arie Lems droeg de borrelhamer over aan Jan Kamminga, de kersverse Gelderse Commissaris van de Koningin. De SVA-directeur had het convent beluisterd in Nieuwpoort na een uittocht naar den Haag. Hij bood ons 3000 gulden voor reis en verblijfkosten. Dat sloegen wij niet af. Theo I kreeg een nog niet toegewezen, ongedateerde en dus tijdloze kiel, achteraf passend bij zijn status: de ex-prins die veraf en toch dichtbij was: een onaantastbare grootheid, waar niemand aan kon tippen, en toch dichtbij: zomaar een van ons. Hij vergaste de verbaasde gasten op een stevige buut en zong met ons voor de in- en uitgaande bestuurders uiteraard Lang leve de lol. Buiten op de trappen van de Kamer van Koophandel zongen we met Theo: En ik dronk er een wijntje, maar niet uut een glas. Ik hield er beide handen een hele emmer vast. Verantwoord alcoholgebruik?
11 Afscheid in Paviljoen Irene
Na 1998 werd het stil rond Theo Eikmans. Toen ik met Ton I van der Laan z.g. Theo bezocht in Verpleeghuis Irene, waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht, kon ik nauwelijks geloven dat hij ooit volle zalen had toegezongen. Zijn mooie stem met het onnavolgbare timbre klonk zachter en zachter. In zijn getekende en doorgroefd gezicht herkenden Ton een ik de troubadour van vroeger, de tonpraoter met de glinsterende en guitige ogen, die jaar na jaar met grappen en grollen, maar ook met wijze raad zijn toehoorders de spiegel van het leven had voorgehouden. Herinneringen ophalen werd steeds moeilijker, ook al sprong soms in zijn trouwe ogen een vonk van herkenning over. Theo en Graodus kwamen samen in de lieve man, die tegelijk veraf en dichtbij was. Theo Eikmans overleed op 23 maart 2000 in Verpleeghuis Irene te Groesbeek.
De trappen naar de Sint Steven zijn van nu af een blijvende herinnering aan Theo Eikmans en zijn alter ego Graodus fan Nimwegen, om wie hij was, om wat hij schiep en wat hij bracht: doorleefde odes aan Nijmegen met inhoud en kracht. Theo en Graodus zijn van nu af tegelijk veraf en dichtbij voor iedereen, die zijn trappen naar de Sint Steven, kruupt of gewoon klimt. Dat de leden van het Prinsenconvent Knosenburgers enkele uren later in hun karakteristieke kiel als eerste bezoekers hun opwachting maakten bij de ‘Graodustrappen’ spreekt vanzelf. Zij bevestigden in het grootste geheim het portret van hun verre voorganger boven het naambord. Zijn beeltenis mag immers ook gezien worden.
Beeltenis
De trappen naar de Sint Steven zijn van nu af een blijvende herinnering aan Theo Eikmans en zijn alter ego Graodus fan Nimwegen, om wie hij was, om wat hij schiep en wat hij bracht: doorleefde odes aan Nijmegen met inhoud en kracht. Theo en Graodus zijn van nu af tegelijk veraf en dichtbij voor iedereen, die zijn trappen naar de Sint Steven, kruupt of gewoon klimt. Enkele uren na de onthulling van het naambord bij de Graodus fan Nimwegentrappen togen de leden van het Prinsenconvent in hun bekende kiel en goedgemutst met koeien van de rood-witte pet van Graodus naar het Stevenskerkhof om heimelijk bij het naambord een karakteristieke beeltenis van de illustre voorganger te bevestigen. Zijn schlagers blijven tellen, maar zijn gelaat ook.