Herinneringen aan de viering van de Kerstnacht met de tijdloze boodschap van vrede, liefde en hoop, en zicht op licht voor jong en oud

Tijdens de indrukwekkende Nachtmis in de Petrus Canisiuskerk in Nijmegen – onlangs op Kerstavond – dacht ik af en toe terug aan de Kerstviering van 1944 in de Sint Franciscus-Xaveriuskerk in Amersfoort Ik was toen 10 jaar en woonde met mijn ouders, broertjes en (toen nog) enig zusje tijdelijk in Amersfoort, nadat het gezin Lansink op 24 september 1944 met buurtgenoten en andere Arnhemmers op last van de Duitse bezetters hun stad had moeten verlaten. Wij trokken, eerst te voet, later op een platte kar naar Apeldoorn naar een bakkerij aan de Eendrachtsweg. Enkele dagen later bracht een vrachtauto van het Rode Kruis ons naar familie in Amersfoort. Daar belandden we uiteindelijk in het huis van een gevluchte NSB-er aan het Stort Zuid, nu Snoeckensheuvel. Daar beleefden we de beruchte hongerwinter, zonder school. We hadden dus genoeg tijd om vaker dan naar de kerk te gaan. Waarschijnlijk herinner ik mij de Nachtmis van 1944 om meer redenen: de oorlog en de evacuatie na de slag om Arnhem, maar ook de afstand tussen huis en kerk. Het was ruim een half uur lopen naar de Sint Franciscus-Xaveriuskerk op het Zand. Aan het tijdstip – toen 4 uur in de ochtend – waren we in Arnhem al gewend, aan de drie opeenvolgende vieringen van Nachtmis, Dageraadsmis en Dagmis ook.

De viering van Kerstmis, een hoogtepunt in het kerkelijk jaar, maakte ik voor het eerst mee, toen ik als koorzangertje mocht zingen tijdens de Nachtmis in de Sint Josephkerk in Arnhem, ergens in de eerste helft van de jaren veertig. Kerstmis en Nachtmis waren destijds onverbrekelijk met elkaar verbonden. Thuis was er uiteraard een Kerststal en ook een Kerstboom, zelf met echte kaarsjes met druipschaaltjes. Voor zover ik me kan herinneren, heb ik tot nu toe geen Nachtmis overgeslagen. De Sint Josephkerk in Arnhem bleef ook tijdens de Utrechtse studiejaren in de plek voor de Kerstviering. Het huwelijk met Ans van Dam in 1960 bracht ons in Nijmegen, waar we de Nachtmis in diverse kerken hebben gevierd: eerst de Dominicuskerk aan de Heyendaelseweg, daarna de Sacramentskerk in Brakkestein, soms afgewisseld met de kerk van de Karmelieten op de Doddendaal, de Nebo van de Redemptoristen, en de Cenakelkerk op de Heilig Landstichting. In de jaren negentig vierden we een paar keer de Nachtmis in de Petrus en Pauluskerk te Kranenburg. Toen Ans vrijwilliger werd in de Petrus Canisiuskerk werd die kerk onze vaste pleisterplaats.

De kerken zaten vroeger helemaal vol. Dat zou lange tijd zo blijven, zelfs in de jaren, dat het gewone kerkbezoek sterk afnam. Kennelijk hoorde de Nachtmis helemaal bij Kerstmis. Dat beeld veranderde, toen de welvaart toenam, het individualisme opkwam, het godsbesef verminderde of zelfs verdween, en de wereldse verlokkingen toenamen, ook in de nachtelijke uren. Wie op Kerstavond op weg ging naar een kerk in welke stad ook heeft ongetwijfeld vastgesteld, dat de cafés en restaurants samen meer bezoekers telden dan hij of zij in de kerk ontwaarde. Pater Eduard Kimman S.J. zei tijdens zijn kerstpreek, dat in Nijmegen (maar ook in heel Engeland) nog drie op de honderd mensen Kerstmis in de kerk viert. Toch luisterde een bijna volle Molenstraatkerk met volle aandacht naar de ware en wijze woorden van de enthousiaste en betrokken jezuïet, die in de geboorte van een kind niet alleen de verwondering over en bewondering voor het nieuwe leven ziet naar via verbondenheid en verantwoordelijkheid ook de uitdaging voor vrede en veiligheid.



Acht jaar geleden vergezelde Sophie van Kempen voor de eerste keer Ans – mijn in 2024 overleden echtgenote – en mij naar de Nachtmis in de Petrus Canisiuskerk. In 2018 gebeurde dat weer, toen voor het eerst met Klaas Bouwmeester, met wie zij intussen bevriend was geraakt. Een traditie werd geboren, want in 2019 trokken wij opnieuw met zijn vieren naar de Petrus Canisiuskerk, de stadskerk van Nijmegen. De corona-epidemie belemmerde jammer genoeg in 2020 en 2021 de gebruikelijke Kerstvieringen. Maar in 2022 pakten Sophie, Klaas en ik de draad weer op, zij het zonder Ans: zij verbleef in tijdens de Kerstdagen 2022 en 2023, in het Revalidatiecentrum Waelwick in Ewijk om te herstellen van opeenvolgende herseninfarcten. Toch waren we vanaf 2023 met zijn vieren, want Lieuwe, de een half jaar jonge zoon van Sophie en Klaas, vergezelde zijn ouders, het eerste jaar in een draagzak, het jaar daarop in een mooie kinderwagen en nu – in 2025 – zonder hulpmiddelen, maar slapend in de armen van zijn moeder. Tijdens het zingen van de kerstliedjes werd hij wakker. Meezingen doet hij wellicht in 2026. De kerstgroepen boeien hem nu al.



Kerststallen en kerstgroepen zijn trouwens voor veel mensen de verbinding tot de opzienbarende gebeurtenissen van nu meer dan 2000 jaar geleden. De kerken trekken in de Kersttijd veel bezoekers, die op zoek zijn naar de verbeelding van Jezus’ geboorteverhaal. Op steeds meer plaatsen organiseren mensen wandelingen langs uitgestalde kerstgroepen, in de tuin of achter het raam. Het Feest van het Licht in Museumpark Orientalis trekt steeds meer mensen. Het verhaal van de geboorte van Jezus is kennelijk ook van betekenis voor mensen die niet (meer) gelovig zijn: een onmiskenbaar universeel symbool van warmte en verbondenheid. Maria en Joseph staan daarin voor zorgzaamheid, gehoorzaamheid en vertrouwen rond een veelal houten kribbe: een teken van eenvoud en nederigheid. De herders zijn meer dan loutere toeschouwers. Zij getuigen hun aanhankelijkheid en geven de boodschap van liefde, hoop en vrede door aan ‘het volk dat in duisternis wandelt, (en dat) een groot licht zal zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen’, aldus Jesaja 9:1-6. En de wijzen uit het oosten? Zij geven de vredesboodschap door, in de hoop grenzen te slechten.
