Pierre Janssen (1926-2007) museumdirecteur, kunstverteller

Pierre Leo Antonie Janssen werd geboren op 19 september 1926 te Arnhem. Hij was de oudste zoon van hoofdonderwijzer Pierre Leo Antonie Janssen (Nijmegen, 14 augustus 1888 – Arnhem, 30 oktober 1936) en huisvrouw Maria Catharina van Strien. Het echtpaar had naast Pierre nog een zoon en een dochter. Pierre Janssen was aanvankelijk gehuwd met Eva Schaap, huisvrouw, met wie hij drie kinderen kreeg Evelyne, Huib en Thijs. Pierre overleed op 27 oktober 2007 te Kerk Avezaath, waar hij met zijn latere partner Henderika Maria (Rie) de Boois (docente, wetenschappelijk medewerker en lid van de Tweede Kamer (PvdA) (Zierikzee 4 juni 1936-Kerk Avezaath 16 november 2010) woonde.

Pierre Janssen volgde lager onderwijs in Arnhem op De Witte School, een openbare school aan de Rosendaalseweg tussen de wijken Geitenkamp en Paasberg. Tijdens en kort na de oorlog van 1940-1945 viel hij bij zijn jonge buurtgenoten al op door zijn lengte en slungelachtige manier van lopen. Voetballen op het ‘veldje’ langs het Hazenpad deed hij niet. Zijn wat afstandelijke houding speelde hem parten. Wel mocht Pierre scheidsrechter zijn, omdat hij het gewoel van de jeugdige voetballers goed kon overzien. Na de afronding van de ULO werd Pierre in 1946 leerling-journalist, eerst bij de Arnhemsche Courant, enkele maanden later bij Het Vrije Volk. Een van zijn eerste opdrachten was een interview met de familie Lansink in Arnhem, die op 18 februari 1947 verblijd werd met de geboorte van dochter Marijke in hetzelfde uur waarin prinses Maria Christina was geboren. Pierre werkte ruim tien jaar bij Het Vrije Volk als (kunst)redacteur. Via de krant kwam hij in contact met de VARA en ‘De Artistieke Staalkaart’, het radioprogramma van Rutger Schouten en Max Dendermonde. Zijn bijdragen bereidde hij nauwgezet voor door de teksten die hij ging uitspreken volledig uit te tikken. Datzelfde deed hij bij de VPRO-interviews, onder meer met Willem Sandberg, grafisch ontwerper en directeur van het Stedelijk Museum en kunstenaar Wessel Couzijn. Bij de VARA werkte hij mee aan ‘Het Zout in de Pap’, een programma dat tussen 1976 en 1983 furore maakte. De gesproken columns gingen via een muzieklijn van Radio Gelderland naar Hilversum, waar presentatrice Jeanne van Munster wel raad wist met zijn karakteristieke bijdragen. Pierre keek later met plezier terug op zijn radiowerk, maar vond dat hij zijn improvisatievermogen meer had moeten gebruiken.

Zijn overstap naar het Stedelijk Museum van Schiedam, waar hij in 1956 Daan Schwagermann opvolgde, verraste menig vriend en collega. Het Schiedamse museum, dat zich meer op de moderne kunst wilde richten, vond in Pierre na bestudering van zijn sollicitatie de man die de vernieuwing moest gaan leiden, overigens als conservator: zijn opvolger werd in 1963 wel directeur. In Schiedam kwam Pierre pas goed los. Met beide handen greep hij de kans om het publiek te interesseren voor het museum en de betekenis van kunst. René Huyghe (1906-1997), schrijver, filosoof en conservator van het Louvre, was zijn lichtend voorbeeld. Pierre Janssen bouwde de COBRA-collectie verder uit, maar kocht ook informele en abstract-expressionistische werken aan. Intussen verruimde hij de openingstijden van het museum. Ook maakte hij bijzondere exposities zoals in 1962, toen hij de bezoekers de piano’s van Vic Gentils toonde naast schilderijen van Ernst Vijlbrief. Zijn Kerstexposities waren befaamd. Hoewel Pierre het in de jeneverstad naar zijn zin had getuige ook zijn adviseurschap bij de Schiedamse Filmstichting wilde hij toch meer tijd gaan besteden aan lezingen en publicaties. Het Gemeentebestuur verleende hem per 1 januari 1963 eervol ontslag uit zijn functie.

Pierre Janssen bij een opname van het TV-programma Kunstgrepen

Pierre’s faam als causeur reikte tot ver buiten de kring van zijn museum. Enkele jaren na het begin van zijn werk in Schiedam ontdekte Leen Timp – befaamd regisseur uit de oertijd van de televisie – de wat onbeholpen maar boeiende verteller. Hij leek hem zeer geschikt voor het toen nog nieuwe medium. Timp maakte Pierre losser en vrijer: ‘Als je het mij door de telefoon niet kunt vertellen, hoef je het op televisie niet te vertellen’. Die woorden deden  denken aan een advies van radioman Arie Kleijwegt (1921-2001), die ooit tegen Pierre zei: ‘Schei nou eens even uit met die tekst, doe het nou eens uit je hoofd, want dat kun jij.’  Pierre Janssen begon in oktober 1959 voor de AVRO met het programma Kunstgrepen, het eerste geslaagde kunstprogramma, dat op zondagavond gemiddeld twee miljoen kijkers wist te boeien. Toen Kunstgrepen in mei 1975 ophield, had Pierre 82 uitzendingen geproduceerd. Met Leen Timp kreeg hij al in 1961 de Zilveren Nipkowschijf, de eerste uitgave van een prijs, die in de jaren daarna groot aanzien verwierf. De wisselwerking tussen enthousiasme en kennis van zaken, bevlogenheid  en onconventionele houding spraken menig kijker aan. Dat insiders moeite hadden met Pierre’s onorthodoxe aanpak, en soms zelfs onhandig optreden hinderde hem. Maar hij wist ook, dat hij veel kijkers voor de kunst had gewonnen. Toch  ergerde hij zich aan kritiek, omdat hij zich nauwgezet voorbereidde op elke uitzending: ‘Ik check en ik check en ik check.’ Pierre Janssen had in de studio weinig hulpmiddelen nodig om een groot publiek te interesseren voor uiteenlopende uitingen van kunst en cultuur. Met zijn lange lichaam, onrustige armen, trillende handen – gevolg van een tremor – en typische stem hield hij talloze kijkers vast, zelfs in kroegen die al beschikten over de toen nog zwart-witte beeldschermen. In Café Samson aan de Nijmeegse Waalkade moesten de stamgasten op zondagavond zelfs hun mond houden ‘wanneer Pierre Janssen op de TV was’. De Nipkowschijf was een mooi tegenwicht tegenover critici uit de kunstwereld, die hem exhibitionisme en praatlust verweten, en onderschatting naast overschatting, omdat hij de zaken te eenvoudig of te moeilijk voorstelde. Zij ‘meenden dat ik een loopje nam met de kunstgeschiedenis … anderen waren boos omdat ik teveel voor moderne kunst pleitte’. Het verwijt dat kunst zich niet verdraagt met conferences pareerde Pierre met ‘Cultuur is bij ons geen feest, maar een zaak van verpletterende ernst.’

Dat Pierre Janssen met al het radio- en televisiewerk zijn eerste werkkring niet was vergeten, bleek in 1962 uit zijn overgang naar Het Parool. De Amsterdamse krant trof in Pierre een enthousiast en kundig kunstredacteur, die met nog grotere onbevangenheid zijn uitzendingen kon combineren met zijn publicaties. Toch bleef het werk in de echte kunstwereld trekken. In 1965 vertrok Pierre naar Rotterdam, waar hij benoemd werd tot directeur van de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten. In die functie kon hij zijn veelzijdige talenten – schrijven, presenteren, onderwijzen en organiseren – naar hartenlust verenigen. Maar ook die boeiende baan zou hij maar enkele jaren vervullen. In 1969 keerde Pierre terug naar zijn geboorteplaats om daar directeur van het Gemeentemuseum te worden. Dat museum bleef hij langer trouw, tot zijn vervroegde pensionering in 1982, opnieuw om meer ruimte te maken voor publicitaire activiteiten. In het Arnhems Museum – Pierre wijzigde de ‘saaie’ naam – trok hij de Schiedamse lijnen door. ‘Het museum gaat niet over het bijzondere verschijnsel kunst, maar over het algemene verschijnsel mens’, zo zei hij ooit om aan te geven, dat in de samenleving volop tentoonstellingsonderwerpen te vinden zijn. Met exposities als ‘Haas tussen de mensen’ (1973) en ‘Robot One’ (1978) illustreerde hij, dat veel zo niet alle menselijke activiteiten boeiende beelden en verrassende vormen kunnen opleveren. Ook in Arnhem genoot Pierre volop van voordrachten en rondleidingen. Als rasverteller nam hij allerlei groepen met ongekend enthousiasme mee op een onverwachte reis door het in zijn ogen te hermetische domein van de beeldende kunst. Konsekwent en vasthoudend sloeg hij bruggen en ruimde hij barrières op, letterlijk en figuurlijk. Hij maakte het museum gratis, en doopte de koffiekamer om tot ‘uitblaasruimte’. Even gemakkelijk legde hij een tussen de middag een kaartje met de medewerkers van het museum om enkele dagen later weer te overtuigen met een boeiende kerstlezing.

Het wat groot uitgevallen ‘Bidprentje’, dat Harrie Gerritz maakte voor Pierre Janssen: een even voortijdig als merkwaardig verzoek

Zijn voorliefde voor sommige kunstenaars bleef niet verborgen. In zijn programma’s, lezingen en interviews noemde Pierre regelmatig kunstenaars die volgens hem bijzondere aandacht verdienden. Zijn bescheidenheid etaleerde hij in 1970 in Wychen bij een van zijn vele expositieopeningen:
‘De Willem Duys van de televisie gaat hier niet Harrie Gerritz openen. Integendeel. Harrie Gerritz opent Pierre Janssen. Kunstenaars hebben geen behoefte aan praatjesmakers, maar omgekeerd hebben zij een grote behoefte aan kunstenaars,’
aldus de man die kon verrassen met ongewone uitspraken. Op ‘Jouw beroep is niet bakker, maar kunstenaar’ antwoordde Klaas Gubbels in 1971: ‘Zo denk ik eigenlijk nooit. Ik heb altijd gedacht, in ieder beroep heb je kunstenaars.’

Het Algemeen Handelsblad noemde hem na de eerste serie Kunstgrepen ‘de meest opzienbarende en fascinerende televisiepersoonlijkheid van het jaar en van alle televisiejaren’. Die laatste woorden maakte hij in 1983 waar in het programma ‘Ren je rot’, een scholenquiz waar hij als deskundige gast presentator Martin Brozius werk uit handen nam. En niet te vergeten op 3 juli 1988 als eerste van een lange reeks ‘Zomergasten’. Kort daarna ontving Pierre Janssen de Dr. J.P. van Praagprijs vanwege zijn nimmer aflatende inspanningen in musea en op de televisie kunst te tonen en te beschrijven als een intermenselijk fenomeen. Hij slaagde erin ‘Jan en alleman’ te betrekken in zijn liefde voor de kunst . Als rasechte kunstverteller gaf hij op al die plaatsen waar hij actief was kijkers en toehoorders het gevoel dat de befaamde kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986) ooit had opgeroepen met zijn uitspraak ‘Jeder Mensch ist ein Künstler.’ Pierre Janssen heeft vooral met zijn televisie-uitzendingen bijgedragen aan de democratisering van de kunst. Eenkennig was hij niet. Kritiek op financiële uitwassen in de kunstwereld zoals het ‘opgeblazen geldvertoon van tegenwoordig’ uitte hij even gemakkelijk als commentaar op programma’s die hem niet aanstonden. Overigens zou Pierre Janssen niet of aanzienlijk minder bekend zijn geworden, wanneer hij in de begintijd van het soms door hem bekritiseerde medium niet ontdekt was als de begenadigde kunstverteller die hij zijn hele leven gebleven is.

Dat zijn leven ook zijn schaduwkanten had, is minder bekend. Toch was Pierre openhartig over zijn tegenslagen. Zijn vader, broer en zus waren op jonge leeftijd gestorven. Hij had soms last van depressies en twijfelde af en toe aan zijn capaciteiten:
Je had dat dubbele, hè, dat zielige jongetje, geen vader meer, een niet gemakkelijke moeder. Maar daarnaast was dat jongetje altijd bezig met totaal verzonnen toestanden. Ik moest wel, want er was zo veel dat ik niet kon.
De volwassen jongen bleef bezig, ook na zijn afscheid van het Arnhemse Gemeentemuseum. Vanuit zijn boerderij in Kerk Avezaath in de Betuwe verzorgde Pierre nog jaren overal in het land lezingen. Vertellen en uitleggen: dat bleef zijn missie. Ook hielp hij het bedrijfsleven bij kunstprojecten, en adviseerde instellingen bij sponsoractiviteiten. Zijn liefde en passie voor de kunst bleven, zijn zeggenschap en taalvaardigheid ook. ‘Als mensen mij vragen waarom ik al zo lang door kunst ben geboeid, zeg ik altijd hetzelfde: kunstwerken zijn een ander antwoord op een sleetse werkelijkheid,’ liet hij in 1998 in Elsevier optekenen: ‘Ach, ik ben niet meer dan een los velletje hoor, fladderend tussen de dingen. Ik heb nooit bij het establishment willen horen en heb geen macht gezocht.’

Werken
Kunstgrepen, Amsterdam 1961
Een paar minuten is het stil. Beelden van de oorlog, oorlogsmonumenten en andere aanverwante beelden, Alpen aan de Rijn 1965
Merkwaardig veel tafels, bericht over Klaas Gubbels, Gemeentemuseum Arnhem, 1971
Vincent van Gogh is niet meer en andere herinneringen, Baarn 1987
Het dagelijks leven: 100 kunstwerken voor een 100 jarige, Koninklijke Ahold BV bij 100-jarig bestaan van Albert Heijn, Zaandam 1987

Bronnen
De geschiedenis van Schiedam: www.scyedam.delinea.nl/kaleida, website van de Historische Vereniging Schiedam
‘Pierre Janssen bij opening expositie van Harrie Gerritz in Wychen’, De Gelderlander, 3 januari 1970
Piet van Wijk, ‘Pierre Janssen 1926-2007’, Transcriptie van het interview bij de overdracht van scripts van ‘Kunstgrepen’ (1959-1972) aan de Stichting Film en Wetenschap op 2 januari 1997 www.geschiedenis24.nl/nieuws/2011/…/Interview-Pierre-Janssen.htm
Henk van Gelder, ‘Pierre Janssen: de eerste kunstverteller’, NRC Handelsblad, 1 november 2007
Françoise Ledeboer, ‘Pierre Janssen haalde kunst uit ivoren toren’, De Gelderlander, 1 november 2007
Rutger Pontzen, ‘Charmant vredeswerker in de kunst’, Het Parool, 1 november 2007
Persoonlijke informatie (2012) van kunstenaars Harrie Gerritz en Klaas Gubbels, en van Max Meijer, directeur Museum voor Moderne Kunst Arnhem van 2001-2006