Saamhorigheid troef

Bestrijding van Covid19 vergt eensgezindheid, geen betweterij

Houd een dagboek bij, zo raadde iemand mij aan, kort nadat premier Rutte op 13 maart de ‘intelligente lockdown’ had afgekondigd. Nederland zou evenals andere landen in Europa voor een groot deel op slot gaan. Afzien van handen schudden, niezen in de arm en regelmatig handen wassen waren onvoldoende gebleken. Anderhalve meter afstand werd de nieuwe norm, en thuiswerken bijna verplicht.  Bijeenkomsten werden verboden, onderwijsinstellingen gingen dicht, evenals de grenzen, ook al bleef een tocht naar Duitsland mogelijk. Een dagboek heb ik niet bijgehouden, weekoverzichten evenmin. Want in de directe omgeving gebeurde weinig, en buitenshuis begeven: dat mocht niet of nauwelijks. Desondanks zijn merkwaardig genoeg de voorjaarsmaanden van 2020 omgevlogen. Binnenshuis is gelukkig weinig veranderd, maar buiten het eigen domein wel, vooral daar waar Covid19 verderf heeft gezaaid.

Covid19 leverde overigens ook wel wat op; universaliteit, saamhorigheid, gemeenschapsgevoel, voorzichtigheid. En niet te vergeten innovatie. De leerkrachten wisten binnen de kortste keren hun leerlingen langs digitale weg te bereiken. Videoconferenties en webinars bleken een geslaagde vervanging van vergaderingen en congressen. De vraag was wel, hoe lang die positieve effecten en de vernieuwing van kommunicatie-kanalen stand zouden houden. Zou het woord samenleving in meer opzichten blijven gelden, voor jong en oud, voor arm en rijk, in Nederland, Europa en verder weg? De coronacrisis zou wel eens het begin van een ommekeer kunnen zijn, zo verwachtten de actieve transitiemannen en vrouwen van het Rotterdamse DRIFT. Of zou de aanvankelijk vrijwel eensgezinde gemeenschap toch weer uiteenvallen in groepen en individuen, met eigen ambities en agenda’s? Het antwoord is inmiddels duidelijk. Een echte ommekeer lijkt nu al uitgesloten. De komst van een tweede – hopelijk kleinere uitbraak – ligt meer voor de hand dan de omvorming van de samenleving naar rechtvaardiger en duurzamer snit. 

Het draagvlak voor het door het kabinet Rutte ingezette coronabeleid – wat traag op gang gekomen maar later in een behoorlijke versnelling gezet – was in de eerste maanden groot. Uit polls bleek, dat 80 tot 90 % van de bevolking de inzet van Mark Rutte en Hugo de Jonge wisten te waarderen. Het bedrijfsleven, dat open mocht blijven, paste zich goed aan en de noodzakelijke diensten – met op de eerste plaats de zorgverleners in zieken- en verpleeghuizen – spanden zich bovenmatig in om verder onheil te voorkomen. De wekelijkse persconferenties en de openbare briefings van de Tweede Kamer hielden de aandacht gevangen. Verpozing vond ik zelf in opruimactiviteiten, tuinwerkzaamheden en wandelingen op plaatsen waar het aantal bezoekers beperkt bleef, met als ultieme voorbeelden: de Bruuk bij Groesbeek, de Zelderse Driessen bij Ottersum en de Blauwe Kamer bij Wageningen. Al met al vloog de tijd om, ondanks of juist door de ergernis, die de betweterij van sommige hooggeleerde commentatoren en kwasi-deskundige BN-ers opriepen. Zij kregen in de media alle ruimte om het coronabeleid van het Kabinet en de Veiligheidsregio’s op de korrel te nemen. Dat zij daarmee het draagvlak voor de maatregelen ondermijn(d)en, was en is hen kennelijk een (andere) zorg.

Nu wil het toeval, dat twee van die hooggeleerde commentatoren hun domicilie hebben in Nijmegen aan de Radbouduniversiteit, waar universaliteit toch uitgangspunt is. Ik doel op Prof. Dr. Ira Helsloot, hoogleraar veiligheidsbeleid, die klaarblijkelijk het utiliteitsbeginsel hoog in zijn vaandel heeft gezet. De nuttige, voor de economie belangrijke levensjaren tellen voor Helsloot meer dan het beperkte aantal jaren, die ouderen nog te gaan en veelal ook te beleven hebben. En ik doel op Prof. Dr. René ten Bos, hoogleraar filosofie, die de individuele vrijheid van mensen hoger waardeert dan de gedeelde verantwoordelijkheid voor ieders welzijn, op welke leeftijd ook. Ira Helsloot haalde met zijn kritiek op Rutte en de Jonge diverse kranten (waaronder de Gelderlander), en mocht aanschuiven bij talkshows, die wel wat voelden voor tegendraadse geluiden. René ten Bos moest het hebben van Café Weltschmerz, waar van weerwoord nauwelijks sprake was. Anders liep het met zijn boek De coronastorm, dat door critici in NRC en Vrij Nederland terecht met de grond gelijk is gemaakt. Menno Lievers eindigt zijn kritiek in de NRC met de woorden: ‘Ten Bos staat zich erop voor, dat hij Denker de Vaderlands is geweest: zijn voorgangers en opvolgers trekken na lezing van dit boek een zak over hun hoofd’.

Een intelligente lockdown was aan René ten Bos niet besteed. In de ondertitel van De coronastorm: Hoe een virus ons verstand wegvaagde had de voormalige Denker des Vaderlands het woord ‘ons’ beter kunnen vervangen door ‘mijn’. Zijn boek is in meer opzichten een aanfluiting, niet alleen omdat hij de wetenschappelijke onderbouwing van het coronabeleid bagatelliseert en eigenlijk ontkent, maar ook omdat hij de maatregelen van Rutte en de Jonge fascistisch noemt. Hij munt op eigen – overigens grootsprakerige wijze – de term ‘coronafascisme’. Zijn stelling ‘het fascisme ‘zit in ons allemaal, omdat de angst in ons zit’ is een grove mistekening. Volgens Ten Bos zijn wij – een kwalijke veralgemenisering – in de greep van een fascistische manier van denken, nu ziektebestrijding belangrijker is dan behoud van fundamentele waarden en normen. Ten Bos vergeet dat de norm van de gedeelde verantwoordelijkheid is blijven gelden, net zoals de norm van de gerechtigheid. In Vrij Nederland schrijft Carel Peeters terecht: ‘De coronastorm, staat bol van grootspraak, verdraaiingen en zogenaamde bescheidenheid. Het virus maakt kennelijk ook het slechtste in de mens los’. Het is onbegrijpelijk, dat de man, die Denker des Vaderlands was, zo de weg van de redelijkheid kwijt heeft kunnen raken. Dat zijn boek in de NRC nog een van de vijf bolletjes scoorde, zegt genoeg.

Terug naar het begin: geen dag- of weekboek dus, en evenmin een evaluatie. Wel een op voorhand onvolledige terugblik in grove lijnen, met woorden en begrippen, die tijdens de periode van de virusuitbraak en bestrijding meer dan de gebruikelijke betekenis hebben gekregen. Saamhorigheid, maar later ook verdeeldheid. Communicatie maar later ook polarisatie. Duidelijkheid maar ook – en dat van het begin af – betweterij. Mijn ergernis over verdeeldheid, polarisatie en betweterij heb ik niet altijd weten te onderdrukken, vandaar mijn kanttekeningen bij de uitspraken van Helsloot en Ten Bos. Maar uiteindelijk wint de herinnering aan de verbondenheid en (redelijke) eensgezindheid, in woorden als burenhulp, buurtborrel en borrelplank. Herinnering ook aan goede persconferenties van Rutte en de Jonge, en niet te vergeten de onmisbare doventolken. De infectieradar kwam nog onvoldoende van de grond, het contactonderzoek ook. Het coronadashboard is een waardevolle bron van informatie, zolang een effectief vaccin, laat staan groepsimmuniteit uitblijven. Reisbeperkingen blijven overzien- en draagbaar, en de omstreden mondkapjes ook. Mijn trefwoorden blijven: voorzichtigheid, saamhorigheid en solidariteit, hoe moeilijk dat ook is.  

Eén gedachte over “Saamhorigheid troef

  1. Ad, ik ben het helemaal met je eens. Laat de medemens het verstand gebruiken en zorg dragen voor alle doelgroepen in onze samenleving.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.