Herinneringen aan Nijmeegse drie-eenheid: bevlogen journalist, voluit Knotsenburger, levenskunstenaar
Wie kende hem niet: Rob Hoogveld, de jarenlange stadsverslaggever van de Gelderlander, die onlangs overleed aan kanker, de nog te vaak ongeneeslijke ziekte. Hij had gemeten naar de tijd nog heel wat jaren te gaan in de stad, die hem in veel, zo niet alle opzichten dierbaar was. Wie kende hem niet onder de Nijmegenaren, die meer dan vier decennia via zijn pen en schrijfmachine gevoed werden met nieuws en kennis over de oudste stad van Nederland. Dat achter Moenen – auteur van talrijke boeiende columns – Rob Hoogveld schuilging, was alom bekend. Maar dat deerde hem niet om wanneer dat nodig was politici de les te lezen of discutabele zaken op een bijzondere wijze te belichten, overigens zonder de aangesproken mensen of zaken schade te berokkenen.
Wie kende hem niet, onder de vele Knotsenburgers, die Rob Hoogveld tijdens de Carnavalsvierdaagse in zijn traditionele uitrusting in de weer zagen met attributen en met een glas gerstenat, op een van de terrassen op de Grote Markt of in Café Goossens, wanneer het binnen beter toeven was dan buiten. Op carnavalszondag was Rob, alleen of met Edith, te vinden voor, naast of na de optocht. Vrijwel elk jaar liep hij zijn eigen route, buiten mededinging maar wel zichtbaar, ook voor Nijmegenaren die zich nog niet tot het Knotsenburgerschap geroepen wisten. Zijn surplace op de Grote Markt – als beeldend kunstenaar een carnavalstafereel schilderend– was voor Rob een aangename uitzondering op zijn gebruikelijke voettochten. Ook de Carnavalskrant mocht in de beginjaren op zijn medewerking rekenen.
Wie kende hem niet, onder al die levensgenieters, die een stamkroeg nodig hebben om aan dat genieten een extra dimensie toe te voegen: de ontmoeting met gelijk- maar ook andersdenkenden, of met collega’s – de City Bar aan de Houtstraat heette niet voor niets het Bijkantoor van de Gelderlander – en andere creatieve mensen. Het café van uitbater Jo Samson bood namelijk ook volop ruimte en drank aan een hele reeks kunstenaars, die dichtbij of veraf hun atelier hadden. In de kroeg kon niemand om Rob Hoogveld heen, niet alleen vanwege zijn rijzige gestalte maar ook om de even karakteristieke als welluidende stem, waarmee hij de mede-stamgasten aansprak of bevroeg. Op het kroegtafereel van voornaamgenoot Rob Terwindt is Rob Hoogveld dan ook terecht op de voorgrond geplaatst.

Zelf leerde ik Rob Hoogveld kennen tijdens de eerste vier jaar van mijn lidmaatschap van de Nijmeegse Gemeenteraad. Rob volgde Frans van Mierlo, de veel te jong overleden chef van de stadsredactie op. Met zijn collega Harrie Janssen wist hij na de Raadsvergaderingen de raadsleden gemakkelijk te vinden, wanneer zij een of meer afzakkertjes namen, eerst in Old Dutch, later in de bar van Hotel Schaefer aan de Grote Markt. Daar was naast bier en worst meer nieuws te halen dan in de Raadzaal, zo ontdekten de twee journalisten, die overigens ook hun liefde voor Knotsenburg deelden. Het waren de jaren, waarin de Gelderlander extra veel aandacht aan het Nijmeegs carnaval besteedde. Toen ik zelf in de City Bar belandde, sprak ik uiteraard nog vaker met Rob, ook over niet-politieke zaken. Dat we soms van mening verschilden, deed niet terzake: de wederzijdse waardering wel.
Die waardering uitte zich soms op een bijzondere wijze. Ik denk bij voorbeeld aan het verhaal over de door Rob aan mij uitgeleende langspeelplaat met carnavalsschlagers. Toen Jo Samson mij die plaat aanreikte – Rob was die vrijdag niet aanwezig – nam jazzmusicus Boy Raymakers de langspeler uit mijn handen en brak hem doormidden. Carnavalsmuziek stond Boy niet aan. Gelukkig vond ik in den Bosch een nieuwe plaat, zodat Rob’s verzameling compleet bleef. Ik herinner me ook als de dag van gisteren, dat Rob in de tijd van de Piersonrellen – de politie adviseerde mij een quarantaine avant la lettre – op carnavalszaterdag mijn echtgenote Ans een snor, een baard en een donkere bril meegaf, zodat ik de volgende dag ongestoord de carnavalsoptocht kon meemaken. Dat liep goed, totdat ik in de City Bar ‘ontmaskerd’ werd. Het ‘Adriaen oprotten’ van een spandoek op een studentenflat werd daarmee harde werkelijkheid. Twee maanden later vroeg Rob mij namens de stamgasten van de City Bar om toch weer te komen. De angst voor ongeregeldheden was geweken.
De Piersonrellen, ook wel bekend als de Zeigelhof-affaire brengen mij bij een andere herinnering aan Rob Hoogveld. Toen ik hem in 2007 vertelde, dat de redactie van het Numaga Jaarboek 2008 mij gevraagd had een terugblik te schrijven over de Zeigelhof-affaire, zei hij: dat kan helemaal niet. Jij was zelf een hoofdrolspeler. Ik antwoordde dat ik na zoveel jaar in gepaste bescheidenheid zo objectief mogelijk die terugblik zou schrijven, op basis van raadsstukken en raadsverslagen, en – niet te vergeten – de documentatie van de Gelderlander. De krant had in 1980 en 1981 correct verslag gedaan van de gebeurtenissen, en ook een genuanceerd oordeel geveld. Enkele maanden na de publicatie van het Numaga Jaarboek zei Rob spontaan, dat hij mijn verhaal met instemming en waardering had gelezen. Deze anekdotische herinnering toont Rob ten voeten uit: betrokken, kritisch, nieuwsgierig, maar ook fair en rechtvaardig.

Na de verkoop van de City Bar aan Louis Claus in 1986 vond een groot deel van de trouwe stamgasten, waaronder Rob Hoogveld een nieuw onderkomen in Café Goossens, kortweg Goos geheten. Het kroegtafereel van Rob Terwindt verhuisde na een tussenstop bij Café Biessels mee. Rob paste ook daar prima in het gemengde gezelschap, temeer waar het aantal min of meer politieke, in Nijmeegse onderwerpen geïnteresseerde figuren, nog groter was dan in de kroeg van Jo Samson. Bovendien speelde Goos een prominente rol in het Knotsenburgse leven. Carnaval was een kolfje naar zijn hand. Rob’s liefde voor carnaval had ik overigens al ervaren voordat ik zelf Prins Ad I werd. Ik mocht een keer met Rob, Harrie Janssen en Jan van Leeuwen mee op een dweiltocht naar de Waoterjokers en naar Malden om bij de Dwarsliggers de huldiging van Ad Langebent van KRO’s Brandpunt mee te maken. Daarmee werd trouwens bewezen, dat Rob soms ook wel buiten de Nijmeegse singels te vinden was.

Dat binnen de stadssingels voor Rob meer dan genoeg te beleven was, had ook te maken met de plaatsen waar hij woonde: eerst lange tijd in de Hertogstraat, en later aan het Sint Stevenskerkhof, in het huis boven de poort naar de Sint Stevenskerk, de plaats waar Moenen en Mariken historie schreven. Rob heeft de Grote Markt onder zijn ogen zien veranderen: het teloorgaan van Vroom en Dreesmann, maar ook de toename van de terassendichtheid, met de Waag, Cafe Daen, Goos en de Derde Kamer als (Knotsenburgse) trekpleisters. De Grote Markt was de plaats waar hij zich thuis voelde, vooral in de historische Chirurgijnskamer, waar hij op 10 januari 2022 overleed, naar menselijke maat te vroeg. Zijn verwanten, naasten en vrienden weten zich getroost in de wetenschap, dat Rob Hoogveld talloze mensen aan zich verplicht heeft door zijn inzet voor en betrokkenheid met de stad, die hij liefhad en die hij op eigen wijze gediend heeft. Rob: rust in vrede.
Prachtig verhaal Ad. Een waardig eerbetoon aan een opmerkelijke Nijmegenaar.
Wat fijn om deze mooie herinneringen aan Rob te lezen, Ad! Illustreert op prachtige wijze zijn liefde voor de stad Nijmegen en zijn veelzijdigheid. Dank!
Tijdens mijn speurtocht naar de handel en wandel van de familie Hoogveld, waarmee ik hun leven de stamboom in de tijd wil plaatsen, kwam ik Rob Hoogveld tegen. Ik had hem graag ontmoet met zijn weet over Nijmegen en wellicht de familie Hoogveld. Zijn kleurrijke verhalen hadden mijn boek fleur gegeven. Maar de mooie verhalen over Rob maken het een beetje goed.
Ik wens zijn familie en vrienden veel sterkte met het verlies van deze kleurrijke man. Ik zal hem een mooi plaatsje in mijn boek geven. Hartelijke groeten van Janny Elbers