Kunnen (destijds) brede volkspartijen zoals het CDA maar ook PvdA en VVD de onvrede in de samenleving wegnemen, en daarmee het toenemend populisme een halt toe roepen? Die vraag mocht ik onlangs beantwoorden tijdens de reünie van oud-Kamerleden van KVP-huize, die elkaar vrijwel ieder jaar treffen bij Engels in Rotterdam. De omvang van het ‘mastodontelijke’ genootschap – de nog voor de KVP gekozen Kamerleden van 1977-1978 sluiten de rij – neemt weliswaar af maar de inhoudelijke discussies over de politiek van vroeger, nu en (vooral) morgen zijn er niet minder om. De gebundelde ervaring telt, ook door de aanwezigheid van oud-premiers Dries van Agt en Ruud Lubbers, die trouwens ook elders nog regelmatig van zich laten horen. De vraag naar de oorzaken van onvrede en populisme – en eigenlijk ook nationalisme – is intussen gemakkelijker te beantwoorden dan die naar de oplossing van dit niet alleen Nederlandse vraagstuk. Ongetwijfeld zijn voor het CDA de secularisatie en ontkerkelijking belangrijke oorzaken van het verminderde draagvlak. Maar de individualisering met uitwassen van egotripperij en verlies aan saamhorigheid gelden ook voor andere, niet kerkelijke verbanden. Denk maar aan de positie van de vakbeweging. Wat zich ook doen gelden zijn globalisering en digitalisering en de daarmee gepaard gaande invloed van massamedia. De kranten kunnen de wedloop nog net bijbenen, maar voelen ook de dwang van kijk- en oplagecijfers. Intussen lijkt geen kruid gewassen tegen anonieme uitingen via internet en andere routes. Effectieve correctiemechanismen om exploitatie van onvrede en uitbuiting van angst te voorkomen zijn niet of onvoldoende voorhanden.
Tegen die achtergrond mag en moet van politici lef en vooral leiderschap worden gevraagd, naast een geloofwaardige, heldere en consistente visie op overheid en samenleving. Voor het CDA blijven daarbij uiteraard de vier uitgangspunten: gerechtigheid, solidariteit, rentmeesterschap en gespreide en dus gedeelde verantwoordelijkheid. Aan herijking is geen behoefte, aan eigentijdse concretisering wel. Daarbij past de erkenning, dat de overheid schild voor de zwakken blijft, en hoeder van de natuur, met duurzame ontwikkeling – ook grensoverschrijdend – als uitdaging. Het sociaal beleid dient opnieuw geënt te worden op Rerum Novarum (1891) en de pauselijke encyclieken, die daarop voortbouwen tot op Caritas in Veritate (2009) toe. Gerichte aandacht voor mensen en groepen, die het moeilijk hebben is dan ook een absolute vereiste wil onvrede voorkomen en bestreden worden. Het CDA verdient dan weer een stevige plaats in het politieke midden met een verbindende rol zonder blokkades. Volksvertegenwoordigers met lange termijn visie, die de waan van de dag achter zich kunnen laten, worden dan – wellicht geleidelijk – weer een positieve inspiratiebron voor de media. Columnisten van diverse snit tonen immers, dat zij de redacties van hun kranten vaak voor zijn in het signaleren van trends en het aangeven van gewenste ontwikkelingen. Tenslotte: angst is ook in het politieke bedrijf een slecht raadgever. Een duidelijke stellingname voor Europa blijft daarom geboden, niet alleen vanwege vrede en veiligheid en om het economische, monetaire en ecologische kader, maar ook vanuit een maatschappelijke en culturele invalshoek. Het was niet voor niets, dat de KVP-reünisten – bijeen op een steenworp afstand van het nieuwe Rotterdam Centraal Station– eensgezind in Paus Franciscus en Angela Merckel de voorbeelden zien van dienend leiderschap, met visie en lef.