Omkijken en vooruitzien bij uitbreiding van COVRA-gebouw voor opslag van hoogradioactief afval
De feestelijke opening van de uitbreiding van HABOG, het COVRA-gebouw voor de opslag van hoogradioactief afval, markeert de langere levensduur van de kerncentrale te Borssele. De toestemming om deze betrouwbare bron van kernenergie tot 2033 in bedrijf te houden, noopte tot een forse uitbreiding van het HABOG. Geopolitieke ontwikkelingen als klimaatbeleid en internationale instabiliteit vergroten in Nederland en elders het draagvlak voor kernenergie. De levering van elektriciteit moet immers gewaarborgd blijven. In tegenstelling tot de politieke en maatschappelijk trends van de afgelopen decennia, wordt zelfs de bouw van nieuwe kerncentrales overwogen.
Mijn persoonlijk geloof in het vreedzaam gebruik van kernenergie vatte vlam in 1955 als rondleider op de expositie ‘Het Atoom’ op Schiphol: een mooie studentenbaan, niet te vergelijken met het keuren van aardappels bij de NAK in de Noordoostpolder of allerhande klussen in de melkfabriek van Baambrugge. Tijdens mijn echte baan in Nijmegen, grotendeels op de afdeling Pathologie van het Radboudziekenhuis, raakte de belangstelling voor kernenergie volledig uit beeld. Maar na het toetreden tot de Tweede Kamer in 1977 belandde ik op instigatie van CDA-fractiegenoot Steef Wijers vrijwel meteen in de vaste commissie voor kernenergie, die later opging in de vaste commissie voor economische zaken.
De Kamer sprak in het kader van de Brede Maatschappelijke Discussie Kernenergie ook over de opslag van het radioactief afval van de kernreactor in Petten. Bij de isotopen-productie voor medische toepassingen ontstaat radioactief afval, dat destijds na insluiting in vaten met beton in de Noordzee werd gedumpt. Begin jaren 80 pleitte ik daarom voor langdurige bovengrondse opslag van alle kernafval, ook indien afkomstig van de kerncentrales in Dodewaard en Borssele. Gedurende die ’tijdelijke’ opslag van 50 tot 100 jaar konden dan de opties voor definitieve eindberging in zoutkoepels onderzocht worden. Die ’tijdelijke’ opslag kwam inderdaad tot stand, bij COVRA in Nieuwdorp (Vlissingen-Oost).
Intussen bleef kernenergie in Nederland omstreden, ook als gevolg van de zware kernongevallen in Three Miles Island -USA (1979), Tsjernobyl – Sovjet Unie (1986) en Fukushima – Japan (2011). Zelf had ik na een werkbezoek aan Harrisburg (Three Miles Island) in 1984 de kernenergie-draad weer voorzichtig opgepakt, met als onverwacht resultaat, dat in 1985 een meerderheid van de Tweede Kamer besloot om kernenergie weer bespreekbaar te maken als optie voor uitbreiding van de elektriciteitsproductie. De kernramp van Tsjernobyl dwong de Kamer echter tot heroverweging van de plannen. Ook de even plotselinge als voortijdige sluiting van Dodewaard – gevolg van onvrede bij de SEP, de eigenaren van de centrale – was geen opsteker voor een hernieuwd vertrouwen in kernenergie.
De realisering van een bovengrondse opslag van alle kernafval bij COVRA in Vlissingen was inmiddels voortvarend ter hand genomen. Tot mijn verrassing werd ik twee jaar na de beëindiging van mijn Kamerlidmaatschap in 1998 uitgenodigd toe te treden tot de Raad van Commissarissen van COVRA. Mijn politieke ervaring paste in het profiel van een van de vier toezichthouders. Over het ja-woord hoefde ik uiteraard niet lang na te denken. Toen ik begin 2000 bij COVRA begon, was het imposante HABOG nog in aanbouw. Boeiende werkbesprekingen met directeur Hans Codee en projectleider Kees Kalverboer leerden, dat aan het HABOG hoge eisen werden gesteld. De opening op 11 november 2003 door Koningin Beatrix was een onvergetelijke mijlpaal, technologisch, bestuurlijk en eigenlijk ook politiek.
Het commissariaat bij COVRA was tot halverwege 2011 een even interessante als verantwoordelijke functie, die ik voor geen goud had willen missen. De band met COVRA bleef overigens na mijn terugtreden bestaan door de mooie gewoonte om bij het afscheid van commissarissen ook hun voormalige collega’s uit te nodigen. Ook bij bijzondere gebeurtenissen zoals op 19 mei 2022 bij de ingebruikneming van de uitbreiding van het HABOG was ik dus weer welkom. Zo kon het gebeuren, dat ik in de naast het uitgebreide en nog steeds markante opslaggebouw opgerichte feesttent plaats kon nemen tussen mijn vroegere president-commissarissen: Huib van Heel en Jannes Verwer. Herinneringen ophalen was uiteraard het parool, genieten van ‘Metamorfose’ – de artistieke naam van het HABOG – ook.
Dat bij die herinneringen de gedachten ook teruggingen naar de motie, die ik ruim veertig jaar geleden had ingediend, spreekt vanzelf. Maar mijn persoonlijke gedachten betreffen ook de toekomst, inclusief de vraag of het HABOG langer dan 100 jaar de veilige opslag van het hoogradioactief afval zou mogen en kunnen waarborgen. Zouden ooit nog meer modules bijgebouwd moeten worden? Wanneer en hoeveel? Dat lijken onzinnige vragen, vergeleken met de tijd die mensen zelf te leven hebben. De nog jonge geschiedenis van het HABOG leert intussen, dat ‘De tijd van de toekomst’ – titel van de film bij 10 jaar HABOG in 2013 – niet te voorspellen is. Toch markeert diezelfde tijd de schaalverdeling langs de weg naar eeuwigheid. De geleidelijk veranderende kleuren van het HABOG zijn met E = MC2 een teken aan de wand, een baken op die weg.