Stopwoorden, stopzinnen en stoplappen

In Onze Taal, onmisbaar tijdschrift voor taalliefhebbers, kunnen lezers hun taalergernissen kwijt. In de boeiende rubriek wordt soms het gebruik van stopwoorden en stopzinnen aan de kaak gesteld. ‘Weet je’, stopwoord van jongeren. ‘Zeg maar’ van Jan en alleman. Of ‘nogmaals’ van voetbaltrainers, terwijl van herhaling geen sprake is. ‘Zeker weten’: geliefde stopzin van voetballers als antwoord op vragen naar de bekende weg. De Dikke van Dale noemt de stopzin een ‘zinnetje als stoplap’, weinig zeggende, cliché-achtige woorden, waarmee een dichtregel vol wordt gemaakt.  Stopzinnen zijn tegenwoordig ook buiten de poëzie te horen. ‘Ja, dat klopt’ bij voorbeeld, woorden waarmee de mening van TV-reporters wordt bevestigd. Een oudere stopzin is ‘ik heb zoiets van’, vaker uitgesproken door vrouwen dan mannen, maar een klassieker als het om overbodige woorden gaat. ‘Ik heb zoiets van’ laat maar waaien: wie dan leeft dan zorgt. Jonger zijn stopzinnen als ‘Hoe dom kun je zijn?’ en ‘Het zou zomaar kunnen dat’.  Columnisten en commentatoren gebruiken het eerste voorbeeld om een al dan niet geveinsde verbazing te verpakken in een retorische vraag: hoe dom kan een politicus zijn om de euro te willen afschaffen? Het andere voorbeeld – soms ingekort tot ‘zomaar’ – heeft ruime verspreiding gekregen in schrijf- en spreektaal. Het zou zomaar kunnen, dat …… Vul zelf maar in, al naargelang onderwerp of invalshoek. Het zou zomaar kunnen, dat Engeland uit de Eurozone stapt. Het zou ook zomaar kunnen, dat de Eerste Kamer (ooit) verdwijnt. Zijn stopzinnen toevallige dingen die voorbijgaan? Of verbeelden die overbodige woorden de onzekere tijdgeest? ‘Ik heb zoiets van’ ontstond tegen het einde van de jaren negentig, en verbreidde zich rond de eeuwwisseling. De woorden tekenden de afstandelijkheid en de onbezorgdheid van de jaren van voorspoed en vooruitgang. ‘Het zou zomaar kunnen’ daarentegen weerspiegelt de vluchtigheid van de huidige tijd. Het zou zomaar kunnen, dat de lineaire economie het onderspit delft voordat de circulaire economie het voortouw overneemt. En dat terwijl een plan B ontbreekt. Want dat is de nieuwste trend: je moet tegenwoordig een plan B achter de hand hebben, of je nu directeur van ADO bent die op Chinees geld wacht, of premier Rutte bij de toelichting van zijn plannen met het Nederlands voorzitterschap van Europa. Wil iemand meetellen, dan heeft hij een Plan B in gedachte of zelfs helemaal uitgedacht. Plan B: stopwoord noch stopzin, maar eerder een stoplap. Is het een echt alternatief, een vermetele noodsprong of een een truc om lastige vragen te omzeilen? Hoe durft een kwasi-columnist die vraag te stellen, laat staan te beantwoorden? Zeker weten, dat durft hij niet. Of wel soms?

Zeg maar op gevoel

voetbaljargon

Eerst knijpen dan inzakken (Afbeelding ontleend aan de Blog van Andre Driessen} www.andriesblogt.wordpress.com (11 juni 2010)

Doordekken en doorselecteren, de bal afpakken in de zestien, het linker- en het rechterrijtje: het zijn woorden die vroeger niet werden gehoord. Evenmin als klopt, de eerste reactie van een voetballer, wanneer hij door eigenwijze verslaggevers – zoals Bert Maalderink – naar de bekende weg wordt gevraagd. De vleugelverdedigers hebben de rechts- en linksback vervangen en de spelverdeler de stopperspil, die met de punt naar voren speelt, zelfs wanneer er geen punten te verdelen zijn. Of te morsen, want dat gebeurt ook elke week, wanneer de centrumspits het scorend vermogen mist en dus het doel. Of de touwen. Waar schaduwspitsen het vaak laten afweten, moeten opkomende verdedigers het karwei afmaken, niet bij de tweede paal want die staat te ver weg. Over de eerste paal wordt gek genoeg even weinig gesproken als over de eerste bal, die moet afvallen voordat hij opnieuw een voet vindt. Rechtsbuiten, midvoor, linksachter: het zijn de termen uit een ver verleden toen een strafschop nog een penalty – of pinantie –  heette maar een doelverdediger een keeper. Op de lijn of meespelend, dat doet er niet toe als de man met de grote handschoenen de nul maar weet te houden. Dat lukt hem beter, wanneer de hele ploeg druk naar voren weet te zetten. Dat is beter dan de bal rondspelen, of de lange bal proberen: een risicovolle en opportunistische noodgreep, die kijkers trouwens meer boeit dan coaches. De oefenmeesters van vandaag en morgen hameren liever op de organisatie, een bedrijfskundige term, die het in het voetbaljargon van vandaag even goed doet als een ruit vormen en onder de druk uit kunnen voetballen. Dat is beter dan de lange bal een kans geven. Spelers die het verschil kunnen maken doen desondanks zichzelf tekort, wanneer zijn uit vorm zijn. Of – om met Louis van Gaal te spreken – niet fit genoeg om uitverkoren te worden. Minuten maken, daar draait het tegenwoordig om, vooral voor bankzitters, die zich in de kijker moeten spelen willen zij elders aan de bak komen. Staan zij eenmaal op het veld, dan moeten zij de juiste keuzes zaken, zeg maar op gevoel: woorden die Marco van Basten en Ronald Koeman kort na elkaar gebruikten bij de aankondiging van hun vertrek bij Herenveen en Feyenoord. Inderdaad: zeg maar op gevoel, want emotie telt niet alleen bij trainers maar ook voor voetballers in de mixed zone van taal en journalistiek. Voetbaljargon: een bijzonder domein voor taalliefhebbers en ergernisdelers.