Het ene jaar is het andere niet

Hoe herinneringen aan Kerstmis 1944 de blijde boodschap van 2021 maken tot een bundel trefwoorden voor 2022
Kerstgroep: houtsnijwerk uit Oberammergau (Duitsland), vanaf 1968 geleidelijk aan verzameld en toe in Kevelaer een figuur aan te schaffen. De groep is sinds 2000 compleet

Tijdens de Kerstdagen van 2021 dacht ik af en toe terug aan Kerstmis 1944. De afstand tussen toen en nu bedraagt zeven-en-zeventig jaar, toevallig zeven maal elf, twee getallen met meer dan een symbolische betekenis. Kunstenaar Han Klinkhamer leerde mij ooit, dat toeval niet bestaat, maar genade wel. Zal ik het dus maar op genade houden, dat in 2022 bijna alles goed komt, zoals dat in 1945 ook het geval was? Toegegeven: het ene jaar is nooit het andere, en evenmin het betere.  Van de in meer opzichten donkere dagen van Kerstmis 1944 herinner ik me het tekort aan voedsel, de angst voor razzia’s, de thuislessen door mijn ouders. Ik herinner me ook – het was mijn elfde levensjaar – de lange voettocht naar de Nachtmis in de Sint Franciscus Xaveriuskerk in Amersfoort, waar ons gezin na de evacuatie uit Arnhem beland was. Kaarsen opsteken, kerstliederen zingen, de liturgie vieren: dat kon in 1944 wel, maar nu niet. Want de pandemie hield ook de kerken in haar greep, juist nu meer mensen behoefte hebben aan gezamenlijke vieringen. 

Bronzen Kerstgroep uit Benin, enkele jaren geleden verworven in het Afrika Museum in Berg en Dal

Avond- en nacht-missen waren nu onmogelijk, en dagmissen spaarzaam. In Nijmegen-Noord – het vroegere Lent – waren de kerkdeuren zelfs alle dagen en uren gesloten. Aartsbisschop Wim Eijck had alle missen verboden, volgens Eduard Kimman SJ een vorm van pastoraal stalinisme. De Bossche bisschop Gerard de Korte liet zijn parochies enige vrijheid. Is het toeval dat de Waal de grens van de bisdommen is of is het een vorm van historische of geografische genade? Hoe het ook zij: Nijmegenaren konden in de Petrus Canisiuskerk kiezen uit Eucharistievieringen om 9:30, 10:30 en 11:30 uur, met inachtneming van de strenge coronaregels, maar ook met muziek en zang. De kerkgangers merkten tot hun verwondering, dat ook binnen drie kwartier een even ingetogen als feestelijke Kerst-dagmis mogelijk was. In zijn preek ging pastoor Eduard Kimman ook in op de overeenkomst tussen de vrijheidsbeperking in de oorlogsjaren, in het bijzonder 1944 en de belemmeringen in het sociale verkeer, zoals die nu veroorzaakt worden door de overigens noodzakelijke coronamaatregelen.

De verkondiging van de ‘vreugdevolle boodschap, die bestemd is voor het hele volk: heden is u een Redder geboren’ bood een goed aanknopingspunt voor de pastorale oproep om vreugde en verdriet te delen, verantwoordelijkheid te ervaren als een gezamenlijk opdracht, en de vreugdevolle boodschap door te geven, in navolging van beeldhouwers, schilders, grafici schrijvers, dichters en niet te vergeten beoefenaren van de volkskunst, waar ook ter wereld. Het Kerstevangelie volgens Lucas 2, 1-14 begint overigens met de volkstelling, waartoe keizer Augustianus besloten had, en waaraan Jozef met Maria zijn zwangere verloofde, gehoor gaf. Ongetwijfeld zal ook toen het keizerlijk besluit verzet hebben opgeroepen, zoals nu het coronabeleid de samenleving verdeeld houdt. Of destijds ook sprake was van polarisatie en tweedracht valt uit de Heilige Schrift niet op te maken. Maar de passage Hemelse heerschare Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft sterkt mij in de overtuiging, dat de verkondiging van de vrede de kern van het Kerstgebeuren is. Opvallend genoeg riepen Paus Franciscus en Koning Willem Alexander in hun Kerstboodschappen ook op tot een echte dialoog, tot onderlinge verbondenhed en tot het slechten van tegenstellingen (die overigens al voor de pandemie voel- en zichtbaar waren). 

Houten Kerstgroep uit Afrika, waarschijnlijk Zimbabwe, verkregen van het Afrika Museum in Berg en Dal

Overigens maakte op eerste Kerstdag vooral de eerste lezing uit de profeet Jesaja vonken van ontroering bij mij los, door de inhoud en de woordkeus. 

Het volk dat wandelt in de duisternis, ziet een helder licht: een glans straalt over hen, die wonen in het land van de dood. Gij hebt hun blijdschap vermeerderd, hun vreugde vergroot. Voor uw aanschijn zijn zij vrolijk als mensen die opgewekt zijn bij de oogst, of jubelen bij het verdelen van de buit. Want het juk dat zwaar op hem drukt, het blok dat ligt op zijn nek, en de stok van zijn drijver hebt Gij stuk gebroken als in de dagen van Midjan. Want een kind is ons geboren, een zoon werd ons geschonken: hem wordt de macht op de schouders gelegd, en men noemt hem: wonderbare raadsman, goddelijke held, eeuwige vader, vredevorst.

Jesaja bood een vooruitblik op wat in de Kerstnacht te gebeuren stond met Joseph en Maria, voor wie geen plaats was in de herberg. Daarom legde zij haar eerstgeborene in een kribbe. Die eenvoudige, maar tegelijk verstrekkende gebeurtenis is intussen ontelbare malen verbeeld, veelal gemodelleerd naar de lokale komaf van de (volks)kunstenaar, of opdrachtgever, in enkelvoud en veelvoud, van allerhande materialen, in alle tijden. De kerstkribbe heeft niet voor niets decennia en eeuwen overleefd, en houdt de gedachte aan de oorsprong van het christendom levend. 

Kerstgroep in de Antonius Abtkerk in Nijmegen: afsluiting van de Kerstkribbe-route Hees

Een rondtocht door het gevarieerde Rijk van Nijmegen leerde, dat tijdens de Kerstdagen van 2021 heel wat kerken de deuren hadden geopend om de door de lockdownn geknotte samenleving de gelegenheid te bieden door een blik op de Kerstgroep blijde boodschap te ervaren en door te geven. Het bezoek aan de inmiddels ook buiten ijmegen befaamde Kribjesroute Hees leerde, dat nog altijd veel mensen het Kerstverhaal en de daaraan verbonden trefwoorden tot zich willen nemen, inclusief de trefwoorden, die voor mij aan de blijde boodschap zijn verbonden. Ik denk aan vrede, vreugde en vriendschap; vervolgens aan liefde, verbondenheid en genegenheid; ook aan zorgzaamheid, barmhartigheid en goedertierenheid; en tenslotte noem ik rechtvaardigheid en saamhorigheid. Laten we elkaar vasthouden in goede en minder goede tijden, met deze bundel trefwoorden. Zij blijven gelden niet alleen de komende dagen en weken, maar ook in 2022, na een jaarwisseling waarin een in meer opzichten bewogen jaar wordt afgesloten.

Trefpunt Heyendaal

Bespiegelingen en herinneringen bij een samenloop van gebeurtenissen op het knooppunt van wetenschap en samenleving

Wat ooit gewoon was, gebeurde onlangs weer eens: een reeks uiteenlopende ervaringen, die toch met elkaar te maken hebben. De verbindende factor in een wonderlijke week was Heyendaal, het domein van de in 1959 nog Katholieke Universiteit, waar ik toen aan mijn achteraf merkwaardige loopbaan begon. De eerste opvallende gebeurtenis in de derde week van October 2020 was de plotselinge publicatie van een discutabel plan. De gemeente Nijmegen, Radboud Universiteit, HAN en ROC willen namelijk de Heyendaalseweg doorknippen. Het tweede wel verwachte niettemin te betreuren feit betrof het bericht, dat de Radboud Universiteit zich van de Nederlandse bisschoppen niet meer katholiek mag noemen. Kort daarna volgde het overlijdensbericht van Willie van Lieshout, die lange tijd het bestuurlijke boegbeeld van de Katholieke Universiteit was. De reeks gebeurtenissen werd afgesloten met de uitreiking van de Ds. Visscherprijs 2020 in de Aula van de Radboud Universiteit. Ondanks de corona-beperkingen was de 13e editie van de tweejaarlijkse bekroning van het beste proefschrift op het terrein van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking een memorabele plechtigheid. Een impressie is naast enkele videos te vinden op de vernieuwde website van het Ds. Visscherfonds. Over de campus Heyendaal terugfietsend naar huis, wisten medebestuurslid Marielle Ouwens en ik vrijwel zeker, dat de 14e Ds. Visscherprijs opnieuw in de fraaie  Aula van de Radboud Universiteit zou moeten worden uitgereikt. De prijs verdient, zo is na meer dan een kwart eeuw ervaring wel duidelijk, een academische omgeving.

Prijsuitreiking 13e Ds. Visscherprijs 2020 in de Academiezaal van de Radbouduniversiteit: drie genomineerden met de winnaar in het midden. Van links naar rechts: Maaike van Rest, Tessa Frankena en Cis Vrijmoeth (Foto: Marielle Ouwens)

Raboud Universiteit niet langer katholiek

Bij de prijsuitreiking wees ik met het noemen van de wapenspreuk ‘In Dei nomine feliciter’ voorzichtig naar de grondslag van de Radboud Universiteit. Aanleiding voor een die eerdere naamswijziging was de wens om de ‘corporate identity’ van universiteit en ziekenhuis met elkaar te verbinden. Sint Radboud had naam gemaakt, ook al verdween de verwijzing naar de heiligheid. Het besluit van het episcopaat om de Radboud Universiteit de katholieke signatuur te ontnemen getuigt niet van grote wijsheid. Toegegeven: de signatuur was al uitgehold door de vrijheid, die opeenvolgende universitaire bestuurders zich hadden toegekend bij enkele voor de katholieke gemeenschap moeilijke thema’s zoals abortus en euthanasie. In het kielzog van de tijdgeest is het kennelijk lastig de idealen van de katholieke geloofsgemeenschap overeind te houden. Maar juist nu de beleving van het geloof in onze contreien te wensen overlaat, is een nieuwe, andere emancipatie geboden.

Ad Lansink wijst in de Senaatskamer van de Aula op zijn leermeester Dries van Melsen, hoogleraar en oud-voorzitter van het College van Bestuur van de Radboud Universiteit (Foto: Marielle Ouwens)

Het schrappen van de katholieke signatuur kent intussen alleen maar verliezers. De bisschoppen treft blaam, omdat zij de feitelijke betekenis van de Radboud Universiteit miskennen en de statutaire strijd kortzichtig beëindigen. De universitaire bestuurders beseffen op hun beurt te weinig, wat de oprichters van de Katholieke Universiteit destijds beoogden: emancipatie van de wetenschap, niet als waan van de dag maar als een voortdurende bron van inspiratie en bemoediging. Ik vermoed, dat onder Willie van Lieshout en Dries van Melsen – beide topbestuurders heb ik destijds regelmatig ontmoet en gesproken – naam en grondslag van de Radboud Universiteit ongewijzigd zouden zijn gebleven. Hoe anders was overigens de tijd, toen ik in 1959 op bezoek bij directeur Jaques de Leeuw in Huize Heyendaal belandde. Mijn sollicitatie gold de Faculteit van de Natuurwetenschappen, maar het laboratorium van Prof. Dr. Gerard van Os – mijn latere promotor – was nog gevestigd op het terrein van de Medische Faculteit. Bij mijn sollicitatie moest ik een geloofsbewijs, uitgereikt door de pastoor van de Arnhemse St Josefparochie tonen. Mijn vader, die in de jaren veertig had gecollecteerd voor de Katholieke Universiteit, was blij met mijn overgang van Utrecht naar Nijmegen. Ik herinner me uit die ‘oertijd’ overigens een hoogleraar, die in zijn publicaties ‘Katholieke Univsersiteit’ wegliet. Op mijn vraag waarom hij ‘Universiteit van Nijmegen’ schreef, kreeg ik te horen: publicaties van een katholieke instelling worden minder serieus genomen. Zelf bleef ik de naam van de Katholieke Universiteit trouw, ook tijdens de woelige jaren 1968-1971, toen de K volgens Ton Regtien, Hugues Boekraad en de hunnen even werd ingeruild voor de K van Kritiese Universiteit.

Verkeersplan Heyendael

Omleiding gemotoriseerd verkeer om de campus Heyendael bij realisering nieuw verkeersplan (Bron: De Gelderlander)

Terug naar het begin van deze bespiegeling: de gedeeltelijke afsluiting van de Heyendaalseweg, waarmee vrijwel het hele gebied ten zuiden van de spoorlijn naar Venlo een echte campus wordt. De Heyendaalseweg speelt sinds mijn komst naar Nijmegen een permanente rol in het persoonlijk vervoerspatroon, zowel vanwege de werkkring tussen 1959 en 1977 als door het thuisadres, dat vanaf 1960 tot 1981 in Brakkenstein lag. De Heyendaalseweg moet ik duizenden keren hebben gelopen, gefietst en met scooter of auto hebben bereden. Het was en is de onbetwiste levensader voor Brakkensteiners, de kortste weg naar de campus en het centrum. Dat de stadsbussen het eerste deel zijn gaan mijden wil niet zeggen dat het doorknippen een logisch vervolg of een verstandige zet is. De verkeersdrukte op de alternatieve routes – Sint Annastraat en Groesbeekseweg – zal gemiddeld met meer dan 25 % toenemen. De plannenmakers erkennen dat voluit. Meer bewonerszullen dus geluidshinder gaan ervaren. Het gemotoriseerd verkeer zal ook meer kilometers maken, waarmee de uitstoot van CO2 en fijn stof zal toenemen. Wie het plan nader bekijkt ontdekt snel, dat nieuwe knelpunten gaan ontstaan. Bestaande knelpunten – denk bij voorbeeld aan de rotonde bij de Dominicuskerk – worden niet weggenomen. De oorzaken van de verkeersdruk liggen niet in de wegenstructuur maar in de situering van grote onderwijsinstellingen, vlak bij elkaar. Dat biedt voor- maar ook nadelen. Tegenover de voordelen van samenwerking en nabijheid van  Station Heyendaal staan het nadeel van de grote verkeersdruk, ook van fietsers. Dat nadeel blijft bij het doorknippen van de Heyendaelseweg, en verschuift slechts naar elders,

Wapenspreuk

In Dei Nomine Felicitar: Wapenspreuk van UNC Radboud en Radboud Universiteit

Vanuit Brakkenstein wordt intussen weinig meer gehoord, en uit de Nijmeegse Gemeenteraad evenmin. Of raadsleden nog een wegenschouw houden – zoals vroeger gebruikelijk was – weet ik niet. Maar een nader onderzoek naar de voors en tegens van het doorknippen van de Heyendaalseweg is nodig, al was het alleen al om de waardevaste en historische wegenstructuur in Nijmegen-Oost en Nijmegen-Zuid niet nodeloos op de proef te stellen. De plannenmakers van RU, HAN, ROC en Gemeente Nijmegen zouden zich nog eens moeten beraden over de vraag of het gepresenteerde plan wel verstandig is. Heroverweging is een echte uitdaging voor het tref- en knooppunt van wetenschap en samenleving, met de wapenspreuk van de Radboud Universiteit als een positief teken aan de wand van de toekomst: In Dei Nomine Feliciter, ofwel: mogen wij in Gods naam gelukkig voortgaan. Of die wapenspreuk met de tekens van duif, kruis en kroon de tand van tijd en tijdgeest overleven, staat nog niet vast, evenmin als andere materiële en immateriële zaken. De tekens van kruis – katholieke kerk- en kroon – Karel de Grote – hebben in elk geval eeuwigheidswaarde. En verleden, heden en toekomst blijven elkaar treffen op de campus Heyendael.

 

Kerstgroep van Gerard Mathot in Petrus Canisiuskerk

20140101_012234

Kerststal van pater Gerard Mathot C.ss.R. in Petrus Canisiuskerk te Nijmegen (dec 2015)

Elk jaar maakt de Nijmeegse Petrus Canisiuskerk de essentie van het Kerstfeest  zicht- en voelbaar in drie verschillende kerstgroepen, die elk op eigen wijze de geboorte van Jezus verbeelden. De kerstgroep van de Nijmeegse kunstenaar Wim van Woerkom (1905-1998), die destijds ook de kruiswegstaties en de glas in betonramen voor het nieuwbouw-deel van de kerk ontwierp, spande meestal de kroon. Of dat ook in 2015 zo is, valt te bezien. Want een van de drie ‘eigen’ kerstgroepen maakt dit jaar plaats voor de befaamde kerstgroep van pater Gerard Mathot C.ss.R. (1911-2000), die in de jaren 1963 tot 1967 een kerstgroep maakte voor zijn eigen kloostergemeenschap.

Kerststal van Gerard Mathot, Nebo, Nijmegen. Afbeelding uit: Gerard Mathot, edemptorist en kunstenaar, door Leo Ewals, Kemper Conseil Publishing (2003)

Kerststal van Gerard Mathot, Nebo, Nijmegen. Afbeelding uit: Gerard Mathot, redemptorist en kunstenaar, door Leo Ewals, Kemper Conseil Publishing (2003). Aan dit boek zijn enkele gegevens ontleend voor dit bericht.

De redemptoristen, die tot voor enige jaren de Nebo bewoonden en liturgie vierden in de Gerardus Majellakerk – beeldbepalend element van het indrukwekkende complex aan de Nijmeegse Baan – hebben de bijzondere kerststal van priester-kunstenaar Gerard Mathot in bruikleen gegeven aan de jezuieten van de Petrus Canisiuskerk, op voorwaarde, dat zij de kerstgroep van hun vroegere medebroeder soms afstaan aan en met hun technische ploeg opstellen in Klooster Wittem, de hoofdvestiging van de redemptoristen. Het aanbod is in dank aanvaard in de verwachting, dat veel bezoekers van het Nijmeegs stadscentrum Gerard Mathot’s verbeelding van het kerstmysterie gaan bewonderen.

20140101_012412

Detail: Een van de Wijzen uit het oosten

Gerard Mathot C.ss.R was in de tweede helft van de vorige eeuw niet alleen een geliefd priester – onder meer als rector van de Maartenskliniek – maar ook een gerespecteerd kunstenaar, die in Nijmegen en daarbuiten zijn sporen in meer opzichten heeft verdiend, ook in de kunstwereld. Bij het ontwerpen van zijn kerstgroep – een fraaie combinatie van decor, figuren en kostumering – koos de priester-kunstenaar voor de formule van een toneelvoorstelling, of beter: een mysteriespel, zoals dat in de middeleeuwen in kerken werd opgevoerd, en later ook op markten.

Detail: Engel met zeshoekig kruis

De geschiedenis speelde in de beleving van de toeschouwers een belangrijke rol. Daarom legde de kunstenaar een koppeling naar het verleden. Hij verbeeldde in het opvallende decor een kapel, die herinneringen oproept aan de vroegere paleiskapel op het Valkhof. De nu nog bestaande ruïne is de apsis en een deel van het vroegere priesterkoor. Het decor van Gerard Mathot verbeeldt de bouwval van een koninklijk paleis,  waarin een eenvoudige  stal is ingericht. Hij gaf daarmee de relatie aan tot de afstamming van Christus uit het koninklijk huis van David, waarvan de luister verloren was gegaan. De boomstronk herinnert aan Isaias 11.1: ‘Van de gevelde boom blijft een stronk over’, niet meer dan dat.

Detail: Jozef en Maria met Kind

Detail: Jozef en Maria met Kind

Het betrekkelijk eenvoudige decor is gemaakt van papier mache. De  figuren van gips zijn beschilderd met waterverf. Paula Swenker – haar familie was bevriend met ‘buurman’ Gerard Mathot – zorgde voor de mooie kostumering. De opstelling in de Petrus Canisiuskerk wijkt enigszins af van de wijze, waarop de priester-kunstenaar in de Nebo  de traditionele figuren  in het verrassende decor plaatste. Josef, Maria en het kind hebben hun plaats onder de Engel – met de zeshoekige, uit twee gelijkwaardige driehoeken opgebouwde Davidsster (zie nadere Toelichting) – behouden.

Detail: Herdering met os en schaap

Detail: Herdering met os en schaap

De Wijzen uit het Oosten met hun bekende gaven  – goud, wierook en mirre, symbool voor koningseer, eerbied en lijden  – krijgen in de Molenstraatkerk meer ruimte. De os en de ezel, symbool van de volken, die zich wel tot Christus hebben bekeerd, komen in het evangelie niet voor, wel in de beginregels van het boek Isaias: “Hoort, hemelen, en neig uw oor, aarde. Want de Heer spreekt. Ik heb kinderen voortgebracht en opgevoed, maar ze zijn van Mij afvallig geworden. Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn Heer, maar Israël heeft geen besef, mijn volk geen inzicht”. In een begeleidend schrijven schreef Gerard Mathot: ‘Zo staan die dieren daar als voorbeeld en vermaan’.

Kerststal van Wim van Woerkom in de Petris Canisiuskerk Nijmegen

Kerststal van Wim van Woerkom in de Petris Canisiuskerk Nijmegen

De os en de ezel krijgen in een actuele column van Jan Stuyt SJ ook speciale aandacht. De oud-pastoor van de Petrus Canisiuskerk schrijft in Ignis Webmagazine, tijdschrift van de jezuïeten over geloof en samenleving, in een boeiende bijdrage, getiteld ‘Herders, wijzen en ander schorriemorrie’,  over de betekenis van de kerststal voor de vluchtelingenproblematiek, met een bijzondere etymologie van het woord ‘schorriemorrie’:

De ezel volgens Gerard Mathot

De een volgens Gerard Mathot

In de kerststal staan en knielen ze naast elkaar: rijk en arm, vluchteling, gastarbeider en expat. De meerderheid bestaat uit jonge mannen. De scène wordt compleet gemaakt met de os en de ezel – de reisdocumenten van deze twee grote huisdieren zijn niet te vinden in het Evangelie, maar in de aanhef van de boekrol van Jesaja: “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester.” In het Hebreeuws worden ossen en ezels vertaald als: sjorim we chamorim, oftewel schorriemorrie.

De os volgens Gerard Mathot

De os volgens Gerard Mathot

Terug naar de wijze woorden van Gerard Mathot: Voorbeeld en vermaan. Dat zijn niet de enige woorden die te denken en te doen geven bij de verbeelding van wat twintig eeuwen geleden in Betlehem gebeurde. De verkondiging van de Blijde Boodschap is ook een oproep tot vrede op aarde, tot gerechtigheid waar dan ook en tot vreugde alom. De kerststallen in de Petrus Canisiuskerk – voor het eerst die van Gerard Mathot (bij binnenkomst aan de rechterzijde van het schip), van Wim van Woerkom ( aan de linkerzijde) en van de firma Lang uit Oberammergau  (in het kerkportaal)  – nodigen hopelijk veel voorbijgangers uit voor een bezinning op de tijd die komen gaat.

Op de ladder in de wolken met Schaaralaaf 300

Omslag van Schaaralaaf 300 met voorwoord van de 'Veursitter'

Omslag van Schaaralaaf 300 met voorwoord van de ‘Veursitter’

De leden van het Prinsenconvent Knotsenburg – het genootschap van oud-stadsprinsen van Nijmegen, de stad die tijdens carnaval herinnerd wil worden aan de  vroegere (Lentse) knotsendragers – wisten dat Schaaralaaf 300 in aantocht was.  Het actieve en creatieve bestuur van het Prinsenconvent had enkele weken geleden mij – sinds de oertijd redacteur van het lijfblad ven de ex-prinsen – gevraagd om nummer 300 over te slaan. Op de vraag waarom bleef een helder antwoord uit. Zet je maar aan het redigeren van nummer 301, en wacht verder rustig af, zoo luidde de reactie van Johan Klomp, die zich graag ‘veursitter’ noemt of laat noemen. Stasiu I (Teunissen), de nieuwe Prins van Knotsenburg, kreeg tijdens de Prinsenreceptie – enkele dagen voor de elfde van de elfde – dus Schaaralaaf 301: desondanks een speciale editie, waarin de redacteur van Schaaralaaf  het getal 300 had gekoppeld aan een Ketting van 55 Prinsenordes vanaf de allereerste Stadsprins van Nijmegen: Nico I (Grijpink. Jeugdprins Tije I werd verblijd met een door het convent op de Nijmeegse kermis geschoten en dus gewonnen beer.

Johan I overhandigt Ad Lansink (op de ladder) Schaaralaaf 300 (Foto: Carl Strik)

Johan I overhandigt Ad Lansink (op de ladder) Schaaralaaf 300 (Foto: Carl Strik)

Nog geen week na de in alle opzichten geslaagde Proclamatie van Prins Stasiu I en zijn in het Nijmeegs carnaval gewortelde Kabinet – werd mij duidelijk, wat het bestuur en de leden van het Prinsenconvent hadden bekokstoofd: de productie van de 300e uitgave van het Bulletin, de vroegere naam van Schaaralaaf, geheel gewijd aan de redacteur, die uiteraard niet mocht weten van het bestuurlijk initiatief. Ik vermoedde intussen wel het een en ander. Maar de verrassing was er niet minder om, toen ‘veursitter’ Johan Klomp mij vroeg een echte Ladder (van Lansink) te beklimmen om mij de gloednieuwe Schaaralaaf 300 overhandigen. Met medewerking en inbreng van Jaap Lamers, Gerard Brouwer en Carol Boef – mijn mederedacteur van ‘Van de Prins geen kwaad – en oud-journalist Harry Janssen van De Gelderlander heeft hij mij letterlijk en figuurlijk ‘in de wolken’ gebracht.

Aandacht voor de Ex-Burgemeester van Knotsenburg, die tot 2015 heel wat Boerenparen in de onecht heeft verbonden

De interim-redacteuren Jaap Lamers en Gerard Brouwer hebben laten zien, dat zij de kunst van het redigeren verstaan. En alleskunner Johan Klomp kent zijn klassieken: in het voorwoord schrijft hij : ‘300 is geschiedenis en zou u in eerste instantie doen terugdenken aan de slag bij Thermopylae, waarin de koning van Sparta, niet zijnde Jules Deelder maar Leonidas I samen met 300 Spartanen vocht tot nagenoeg de laatste man tegen de koning van Perzie, Xerxes I en zijn gigantische leger. Deze slag is de geschiedenis ingegaan als het onmogelijke gevecht, waarbij het enorme aantal werd verslagen door de kracht van ‘slechts’ 300. Ken dus de kracht van 300’, aldus Johan I (Klomp), waaraan Ad I (Lansink) toevoegt: Vergeet de saamhorigheid niet. Elkaar vast houden in goede en slechte tijden. In en buiten de wolken, die voorbijgaan.